ONS FEUILLETON


don vitalski



DE MOORD OP SERVAIS VERHERSTRAETEN

psychotische thriller

1.
die middag werd jonathan druyts plotseling wakker met een afgryselyk inzicht. hy lag op het harde, smalle, karakterloze witte bed van zyn vriendin, een afgryselyk saai enkelbed, op een dunne matras en onder een akelig klam laken; en nog terwyl 'ie daar de herrie lag te aanhoren van het dreinende verkeer beneden hem, in de Osystraat, dacht hy dit volgende uit, byna hardop:"jonathan," zo dacht hy duidelyk, "je moet, best vandaag nog, een bekende vlaming doden." ja, dat dacht hy ten eerste. en vervolgens dacht hy nog verder:"het liefst op één of andere gigantische festiviteit, een plek waar zeer veel volk by aanwezig is, en waar camera's en journalisten mekaâr verdringen."
     beste lezers en lezeressen, feitelyk was hier nog één gedachte aan voorafgegaan:"jonathan druyts," aldus had onze held dit meteen uitgedacht, nog half in slaap, "je moet straks, rond een uur of acht, te voet naar het sportpaleis - om daar, terwyl iedereen erop toeziet, guy mortier om het leven te brengen."
    want ja, dit klopte wel alleszins, naar jonathan goed wist: doordat hy er twee ticketjes voor had gekregen, wist jonathan met zekerheid, en met stelligheid, dat daar vanavond, zoals ieder jaar, dat onuitstaanbare volksfeest plaatsgreep, dat werd geheten "humo's pop poll"; en inderdaad was het wel zeker dat die genoemde guy mortier daar present zou tekenen.
    een nadrukkelyk wapen of iets dergelyks, was niet eens nodig voor dit plan. in de foyer van het sportpaleis, byvoorbeeld, stonden er, naar jonathan zich herinnerde, gehele reeksen metalen barkrukken; met één van die barkrukken in de hand, zou hy gemakkelyk doel treffen. hy hoefde maar gewoon, desnoods frontaal, dat gigantische podium op te springen, ten overstaan van alle vele, onnoembare pers-photografen daar aanwezig - en de rest ging vanzelf.
    waarom jonathan dit nu wilde doen, of beter gesteld: waarom hy dit moést doen, daar hadden, voor zyn part, de stadsduiven op de vensterbank het raden naar. maar: het moest in ieder geval zo rap mogelyk gebeuren, en vooral zo simpel mogelyk. zoveel was helemaal helder, plotsklaps, die morgen.
    maar daarna zodus, nog terwyl 'ie z'n vermoeide twee oogleden traag opentrok, begreep 'ie, eerder verveeld dan wat anders, dat die genoemde meneer mortier, zoals die eraan toe was, vandaag de dag, 27 februari 2010, van nog maar weinig betekenis was; dat die oude snorremans, zoals dit heette, "z'n tyd was gepasseerd" - hy was "niet actueel meer". dus toen besloot jonathan druyts alleen maar:"een bekende vlaming om het leven brengen - zo rap mogelyk. op een feest - byvoorbeeld in het sportpaleis."
    hy ging rechtop zitten en trok zyn sokken aan. dan liep hy, voor de rest poedelnaakt, door de suffe kamer, precies tot by het enige venster, waar sinds kort een oranje gordyn voor hing.
    een mens nam zich iedere dag wel duizend dingen voor, dat hoorde by zyn natuur. je kon dat dus bezwaarlyk allemaal ernstig nemen. maar dit hier, zag hy in, dit hier was iets helemaal anders. zyn wilskracht en zyn lotsbestemming, die het waren, die schenen nu eindelyk, onaangekondigd, maar des temeer volstrekt, samengevallen; als de twee stukken van een puzzel, die samenvielen.
    juist dan ging de deurbel keihard af...

2.
hy stond zodus by het venster, met weêrzin de duiven beloerend, zoals die huishielden op de vensterbank - niet hier vlakby, maar op de vensterbank van de overburen,- "vliegende ratten," werden die dieren vaak aangeduid -, toen beneên in huis de deurbel van zich liet horen. "ik wil wel vooruit met de dag," snapte jonathan druyts kordaat, "maar," zo dacht hy nog meer, "ik moet er zélf het tempo van kunnen bepalen!" voor zichzelf daarmeê te kennen gevend, toch vooral niet metéén te zullen gaan opendoen.
    in plaats daarvan trok hy dit zy-venster open - met moeite, vermits het scheen te zyn dichtgeverfd, en slechts voor een gedeelte, vermits er op de richel vlak àchter dat venster, een stel metalen pinnen was aangebracht.
    "ik heb geen televisie, en ik lees maar zelden de krant; om die reden is het voor my geen evidentie om hier en nu, zomaar en meteen, te gaan uitmaken welke bekende vlamingen er op het moment dan wél toe doen..." (in het vorige, allereerste hoofdstuk van dit leesboek, was jonathan druyts al tot het inzicht gekomen dat, zoals jullie weten, guy mortier alvast geen optie kon zyn; doordat die hem, ja onderhand, ronduit "afgezaagd" toescheen - en welk oordeel was er méér nefast dan dat? te moeten vernemen dat er, achter jouw rug, een meerderheid van mensen, op een dag, tot déze slotsom zou zyn gekomen: dat je "afgezaagd" was - "afgezaagd"!! wat kon je dan als een sterveling nog beginnen?)
    niels destadsbader, dacht jonathan druyts? die scheen op het ogenblik wel hip. onze held zelf kon niet uitmaken of die destadsbader nu een zanger was of een acteur, of een presentator of misschien zelfs een wielrenner of een advocaat - maar: zyn vriendin, van wie deze kamer was, sprak die naam de laatste tyd byzonder vaak uit, en dat betekende veel,- meer dan genoeg. en toch, zo dacht onze held beslist, toch moest hy ook die niels destadsbader geheel niet willen vermoorden - niet met een mes, maar ook niet met vergif of eender wat. onze held zocht een meer archetypische b.v. - niet bart peeters, zéker niet!,- maar toch, zo wist hy, wel toch feitelyk een bekende vlaming van ongeveer dié carrure.
    een van die duiven die hy nu bezag, had een afschuwelyke, pikzwarte kop, dewelke hem, driftig van links naar rechts turende, van onheil en teloorgang sprak. het drizzelde naargeestig, maar ook stegen er, opeens, bepaald onwelriekende gryze dampen naar omhoog, van de suizende dampkappen daar ergens beneên ons. dat raam moest weêr dicht, voordat we er ziek van werden.
    en dan wéér ging die lugubere deurbel af...

3.
werktuiglyk was jonathan druyts er al meê begonnen, zyn smartphone te zoeken. onder zyn hoopje kleêren, hetwelk op de mat lag, en meer gedurig ook zoekende tussen de washanden, zeepdozen en shampooflessen boven de kleine spoelbak. vroeger gebeurde het als vanzelfsprekend dat mensen, dwz vrienden, familieleden of kennissen, prompt en onaangekondigd voor je deur kwamen te staan, waardoor je dan ook simpelweg niet anders kon dan die mensen binnen te laten, willen of niet; dat gebeurde dan allemaal "uit beleefdheid". doch sinds de komst van de mobiele telephoon, lezers, werd je toch steevast verwittigd, goed tydig op voorhand? "is het okay als ik subiet langskom?" en als je dan, zoals voor jonathan gebruikelyk heette, gewoon helemaal géén antwoord gaf - dan was je d'r gelyk weêr vanaf. "dus misschien," zo dacht hy nu, "misschien héb ik wel zo'n kattebel in myn berichtenbox!"
    daarna bedacht hy echter:"wellicht staat myn geluid af," om ten slotte, meer fataal, te moeten verzuchten:"godverdomme, ja!!... ik ben gisteren, in dat vervelende café met cindie, myn telephoon kwytgespeeld - dwz: ik ben myn telephoon kwyt!!"
    wat was gebeurd op een afschuwelyke manier... met tegenzin was hy met cindie, zyn geliefde, naar "de kassa" meêgetogen, het studentencafé op de ossenmarkt - in regel kwam hy daar niet graâg, hyzelf flink 37 jaar oud zynde - dus ook 16 jaar ouder dan cindie, overigens... maar: omdat zy erop aandrong, was hy dus toch maar weêr met haar meêgetogen. dieper binnenin die rumoerige, naar toiletzeep geurende kroeg was hy alleen aan een tafeltje gaan neêrzitten, zyn telephoon voor zich uit op het tafelblad, surfend en mailend en sms'end, afzydig van de drukte van zyn lief en dier aanhang; toen was hy naar de toog gelopen, voor een tweede schrale duvel, al was het daar lang aanschuiven - en toen, zo wist hy nu weêr... verdomme - toen hy terugkwam:"... hu? godverdorie!" "watte?" "verdomme - myn telephoon! myn telephoon lag hier toch op tafel??"
    een wyle was 'ie nog aan het verhopen geweest, dat cindie hem by zich had. zoals zy soms ook wel zyn sokken verzamelde, zyn reispas organiseerde - soms zelfs, in zyn plaats, zyn moeder opbelde; doordat hy daar zelf dan niet aan kon beginnen...


4.
op een manier die eigenlyk verneêrend was, maar niks aan te doen, bestond er voor jonathan druyts, als 'ie het naging, geen enkel ongemak dat nog erger was dan het kwytspelen van zyn telephoon. met zyn betrekkelyke rust, die het was geweest, was het gedaan - van de ene seconde op andere...
    gekleêd in alleen maar een t-shirt zonder mouwen en een jeansbroek, zonder daaronder zelfs maar een onderbroek aan, liep hy zodoende, blootsvoets daarenboven, de met yzeren latten betimmerde trappen af. de hospita van cindie? neen, die gaf vanmiddag, klaarblykelyk, forfait... dat wel, en al goed...
    hy kwam buiten in de voze motregen. vlak voor z'n neus doemden de contouren op van, naar 'ie zo zag, een gigantisch lange, enerverend in een bocht geplooid staande monster-camion -"het ruimerke". welke firma, zoals geweten, ervoor opgebeld kon worden om, binnen de 24 uur, het riool te komen leêgzuigen. dus déze boosdoener was het geweest, met andere woorden, die ons huis, al die tyd al, zo erg had doen daveren en dreinen, en waardoor jonathan überhaupt uit zyn bed was gekomen. maar: was het dan ook deze firma, vroeg 'ie zich af, die daarjuist by hem had aangebeld? onwaarschynlyk... je belt toch niet aan by de allerbovenste bovenburen: voor een riool?
    onwillekeurig vielen jonathan druyts zyn twee oogbollen, met alsmaar meer focus, op de photo van niemand minder dan, men voele dit reeds aankomen, de ster-acteur luc caals, zogenaamd "bigger than life" op de integrale flank van deze camion aangebracht. de man droeg een zwart met rode muts en maakte, beaat lachend, een handgebaar, doend alsof hy iemand opbelde. "een simpel telefoontje volstaat - als de beerput overlopen gaat." alsook:"alle reinigings- en ontstoppingswerken, 03.888.78.00 - het ruimerke." om uitgerekend déze telephoonnummer te krygen voorgeschoteld, exact één enkele minuut, lezers, nadat jonathan tot het besef was moeten komen, zyn éigenste smartphone te zyn kwytgeraakt - het was jammer zoals dit verliep. jammer vooral, bedoelde jonathan, dat ook luc caals niet voldeed aan hét profiel van de bekende vlaming, zoals die onze held voor ogen stond, waar het zyn duivelsproject betrof...
    maar oké, hier alles weêr by mekaâr: het was een meêvaller, moest gezegd, het was een meêvaller dat er nog geheel geen stanklucht hing in de straat... merkwaardig ook... alleen dat gedaver, meer niet...
    dus hy rende weêr naar boven, trok zyn twee basketters aan, en rende dadelyk weêr naar beneên. aldus verliet onze held deze setting, spoorslags voorby de achterkant van het koninklyk atheneum, onverwyld richting café "de kassa". "verboden te plassen," stond dan weêr geschreven op de gevel van het schoolgebouw...

5.
café de kassa bleek te zyn gesloten. hoe volstrekt onbegrypelyk, toch zeker met al die behoeftig rondhangende, jonge studenten hier op het plein, rond dit middaguur - hoe laat het preciés was, kon jonathan druyts, zyn smartphone ontberend, niet uitvinden...
    "goed," verzon 'ie vlug. "die rosse van achter de toog,- hoe heet die alweêr...-, die zal," begreep 'ie, "die zal zich eventjes weg en weêr hebben begeven, voor één of andere boodschap - maar: dan kom ik subiet wel weêr terug..."
    eindelyk een cigaret opstekend, stak 'ie dan maar over richting de prinsstraat, op deze manier, als enige mogelyke tegenzet tegen de aanhoudende drizzel, na een minuut of drie een ander café enterend, en wel één waar hy zich beter op zyn gemak wist; een hoekcafé genaamd "café papa jos".
    het was er koud en er speelde geen muziek, alsof ook déze naar boenwas riekende zaak nog niet helemààl open was; maar: tot zyn aangenaam opzien, werd onze held er toch meteen verwelkomd, byzonderlyk door een tamelyk goeie vriend, een zekere dannie, algemeen bygenaamd "buck dannie", of anders kortweg "buckie".
    "in orde," begreep jonathan exact. "dan kan hier toch, àls het meêzit, een kleine dialoog aanvangen... zonder oeverloos te hoeven uit te dyen, zo vroeg op de middag! maar okay..."

6.
als dit aan hemzelf had gelegen, was jonathan druyts meteen honderduit beginnen te vertellen, over het integrale wel en weê van zyn satanische rampenplan; dat ene, unieke visioen waarmeê 'ie vanmorgen uit bed was gekomen. onderweg tot aan papa jos, waren hem nog talloze àndere kandidaten voor het geestesoog gepasseerd; byzonderlyk wouter beke, de politicus: op het ogenblik was die inderdaad gigantisch populair, anders dan zyn tegenstanders ooit zouden hebben vermoed; en bovendien, zo begreep jonathan, zou een aanslag op die man, voor de mensheid des te meer tragisch-dramatisch zyn: doordat hy, nogal wiedes, met nadruk een christenmens was. en tom boonen, voorts, de wielrenner - doordat velen zich, waar of niet, door hem verraden voelden, onderhand... maar jonathan druyts zyn goeie vriend, de genaamde buck dannie, scheen ook zélf helemaal opgefokt en geprikkeld; derwyze, dat hy jonathan volstrekt geen kans wilde gunnen, voor zyn éigen belangen terzake te komen. dwz, die "buckie", kortweg genaamd, nam aldoor zélf het woord.
    "het is weêr zover!" zo sprak 'ie, een cigaret opstekend als gold hier niet, sinds kort, een rookverbod. "ik bedoel," ging 'ie voort, zyn lucifer omslachtig uitwaaierend, "ik heb weêr, zoals je kan raden, een stel soedanezen by me thuis! een heleboel vrouwen en ook één man. maar: niet lang meer!"
    "niet?"
    "je zou me," sprak zyn vriend, "je zou me kunnen helpen - en ik zou je d'r byzonder goed voor betalen, wat ik je brom!"
    "hoeveel dan?" zei jonathan. en sprak nog, tot zyn eigen spyt:"wat zou je dan ongeveer van me verwachten?"
    die ergerlyke buckie! hy ratelde maar door! maar daartydens, terwyl die zo babbelde, bedacht onze held alleen maar dit volgende, ook zelf een cigaret opstekend:"verdomme nu toch weêr - waarom! waarom doét hy dit! ik loop sinds vanmiddag toch ook zélf met een plan?"
    altyd hetzelfde liedje was het, met buckie! hy verzamelde, wat heette, zogenaamde "transit-migranten", veelal soedanezen en eritreeërs, maar ook noord-koreanen, en alles wat dies meer zy; om ze vervolgens, wanneer het er genoeg waren, op een schip of een trein of een duikboot te zetten, steeds weêr naar engeland, en steeds voor waanzinnig veel cash geld. "vroeg of laat word ik gepakt," had 'ie ons wel 'ns meêgedeeld -"maar," aldus ging zyn credo, "dat geld zullen ze my in ieder geval nooit meer afnemen!" onze protagonist, jonathan druyts, was ervan overtuigd geraakt dat zyn maat, buckie, die ontelbare, kolossaal dikke bundels van briefjes van 500 euro, die het steeds waren, waarmeê 'ie werd uitbetaald, ergens in vlaanderen, by een knoestige dennenboom in de stille kempen, in de grond begroef, niks minder... zoals by de cowboys...
    "kan je," sprak jonathan druyts, en zei nog, enigszins verward:"kan je dat nu nog eens zeggen? ik... ik was afgeleid..."
    "dus jy," sprak buckie, "zou die rubberboot dan weêr naar de kust kunnen terugroeien!"
    "terugroeien - een... een rubberboot?..."
    "naar nieuwpoort! je mag daar zo niet varen, toch zeker niet zo vroeg 's morgens; maar alleszins zal jy geen passagiers hebben! dus: wat zouden ze je kunnen maken? hooguit," sprak buckie allemaal, "hooguit een boete wegens verkeershinder? haha! maar," sprak hy nog, "die betaal ikzelf dan wel! in jouw plaats!"
    "terugvaren - maar... vanaf waar dan juist?"
    "wel," zei buckie verveeld, "zoals ik toch al zei? heb je dan echt niks geluisterd? die vissersboot, die ligt twee kilometers van de kust af! en: de heenweg doen wy, daar heb jy niks meê te maken!"
    "dus... ik wacht op jou - op die vissersboot op zee?"
    "die ligt twee kilometers van de kust af! en zodra wy daar aankomen, stap jy in die rubberboot over, en roei jy die terug naar belgië - zonder de passagiers. oké?"
    vol spanning en verwachting keek buckie hem aan, de smoor van zyn danneman in jonathan zyn gelaat uitblazend...

7.
met moeite, ronduit zwetend vanwege die inspanning, trachtte jonathan druyts de bedoelingen van zyn kameraad op een rytje te zetten. al schenen die hem integraal maanziek toe.
    "in orde," dacht jonathan. "hy wil een stel vluchtelingen naar engeland varen. met een schip, allicht een zekere vissersboot. die boot, zegt 'ie, ligt twee kilometers van de belgische kust af. hy brengt die ongelukkige vluchtelingen naar die vissersboot over, door middel van een kleine rubberen roeiboot - en van my zou 'ie nu verlangen, als ik het goed snap, dat ik hem zou opwachten op die vissersboot - en waarom dan wel? omwille van het volgende: zodra buckie, en die miserabele vluchtelingen met hem, op die vissersboot zouden zyn overgeklommen - zou het van my verlangd worden dat ik, in myn eentje, 's morgens vroeg, die kleine rubberboot zou terugroeien naar het vasteland, het strand van nieuwpoort. maar," dacht jonathan stroef, "waar is dàt nu juist goéd voor?"
    hoewel 'ie zyn vriend zelf wel degelyk quasi blind wenste te vertrouwen, toch vermoedden-'ie hier een zekere valstrik - niet door buckie gespannen dan wel, zonder buckies weten, door iemand anders, iemand die by in een soort complot zat.
   "wat denk je," vroeg buckie opnief.
    "d'r klopt hier iets niet, geloof ik," stamelde jonathan druyts voorzichtig. maar toen, beste lezers en lezeressen, gebeurden-er iets volstrekt, maar dan ook werkelyk volstrekt krankzinnigs...
    een voorval, dat onze held ter plekke finaal door mekaâr schudde, niks minder.
    dit ging te ver - was god, zo overdacht 'ie rap, was god misschien een slechte regisseur, die dit alles nu zo bedisselde?
    ten eerste moet de lezer weten dat er, normaal gesproken, zelden of nooit een bekende vlaming in deze kroeg binnenkwam. ja: die ene, vlot babbelende presentator geheten marcel vanthilt, die was hier by jonathan zyn weten zelfs al twee of drie keer een pint komen drinken - maar dat, vond jonathan, telde feitelyk niet. die marcel vanthilt, die zag je in 't stad quasi iedere dag, eender waar - en steeds op een manier die zyn roem helemaal verloochende; lichtzinnig voorbyzwevend op een banale fiets, of dan weêr alledaags aan de praat met om het even wie, byna misdadig gemakkelyk benaêrbaar. toen vanthilt, zéér lang geleên, op de internationale televisiezender "mtv" verscheidene programma's presenteerde, werd 'ie zelfs herkend in londen, in barcelona en/of in madrid; maar toch was die dus geen échte bekende vlaming. want de mensen begonnen niet gek te doen als 'ie ergens binnenkwam - zoals dit toch wel, pakweg, het geval was met, jonathan zei maar iemand, een koen wauters...
    en toch kwam hier nu, in café papa jos, een volstrekte beroemdheid naar binnen geschreên, om halfdrie in de namiddag, of hoe laat was het uur aan den dag? het tegenlicht ten spyt, dat haar slanke figuur reduceerde tot een silhouet, was deze mevrouw overduidelyk, lezers en lezeressen, niemand minder dan roos van acker - het photomodel, de presentatrice, de zangeres, de vedette - en waarom was jonathan druyts daar nu in déze mate van onder de voet?
    hoeveel bekende vlamingen waren hem vandaag wel niet al te binnen geschoten? dat wilden-'ie gerust nog eens recapituleren voor ons. in deze volgorde, toch ongeveer, had jonathan druyts de doodslag overwogen op guy mortier, niels destadsbader, luc caals, die ene voorzitter van de cd&v - ja: wouter beke; en tom boonen zelfs; maar, effectief: dat waren dus allen, zonder uitzondering, beroemdheden geweest van het mannelyke geslacht. dààrom was deze roos van acker nu zo'n mokerslag voor hem; d'r ontvouwde zich een volstrekt onbevroede dimensie voor zyn geestesoog, als een snikheet, phantasmagorisch inferno, hetwelken-'ie nu zo rap, op één twee drie, niet kon overzien. zou de bekende vlaming, zo ging nu ineens de hamvraag, zou de bekende vlaming die hy moest attackeren, niet een man zyn maar juist een vrouw? daar had hy nog totààl niet aan gedacht...
    "eh, is het hier open?" vroeg roos van acker.
    "de deur staat open - maar neen," aldus buckie. "want," sprak hy, "wy zitten hier wat te smoren."
    "kunnen wy hier anders," zei roos van acker, jonathan druyts strak aankykend in allebei zyn ogen, "kunnen wy hier anders héél eventjes onze gsm opladen, een minuutje?"

8.
pas nu zagen onze vrienden dat deze beroemde roos, die zy was, nog een zekere vriendin by zich had, eveneens een blondine, in eenzelfde soort van felblauwe, nauw sluitende jeans, hoog tot aan haar heupen opgetrokken - al scheen die vriendin wel ietsje groter dan roos, dat was een verschil. en het was deze vriendin, lezers, die zich met een lader en een telephoon in de hand, naar achter de toog begaf, teneinde die lader daar, naar te bezien, algauw behendig ergens te staan inpluggen.
    intussen wist jonathan druyts zich helemaal duizelig en zelfs mottig worden. een teveel aan impressies en associaties benevelde hem. het liefst was 'ie zelfs plat op zyn buik op de grond gaan liggen; om dan, vanuit dié vlakke positie, zowel naar roos van acker als naar dier vriendin, zo hard hy dit kon, te zullen uitroepen:"willen jullie beiden, alstublieft, bovenop my komen staan! om my daarna, alstublieft, met jullie hakken gedurig in myn rug te komen trappen!"
   niet dat onze held dit soort neigingen cultiveerde - dwz: hy was zeker geen "masochist", of iets aanverwants; maar: d'r trokken gewoonweg té veel gevoelens door zyn brein. en diep grypende associaties. meteen toen hy die vriendin van roos achter die toog zag, werd hy een boek indachtig - één enkele,  welbepaalde scène in het byzonder, komend van één van zyn lievelings-boeken, het leesboek geheten "het slot", door de tjechische parabel-schryver franz kafka, welk geschrift jonathan las toen hy vyftien was. ja, onwillekeurig moest hy beginnen terugdenken aan die ene, zeer uitgebreide prachtscène, nog in het begin van dit boek, waarin de hoofdrolspeler, jozef, de landmeter, als een vreemdeling in een vreemde neêrzetting, kennismaakt met een geheimzinnige barmeid, een burgemeestersdochter geheten frieda; na enige zenuwslopende verwikkelingen komt deze jozef, op het eind van de dag, met deze bevallige, zegge maar gerust erg zwoele frieda, die zy is, te overnachten àchter de toog van haar café, op de grond - waar zy sprakeloos de liefde met mekaâr bedryven, terwyl het buiten alsmaar blyft sneeuwen...
    moest hy een man om het leven brengen - of een vrouw? per definitie een bekende vlaming, vandaag nog - maar toch zag jonathan het nu opeens gebeuren hoe hy, in plaats van roos van acker, nu juist die vriendin van roos, op het eind van de rit, naar de verdommenis zou sturen, haar strak wurgend tot ze blauw en groen zag - "en?" vroeg roos van acker. "niks," zei die vriendin. "pakt 'ie niet op, bedoel je?" "neen, niks." "hoe stom..."
    en meteen daarop waren ze weêr pleite. roos van acker, want het was dus écht roos van acker, draaide zich wel nog eventjes om, om nog "saluut!" te zeggen - maar die vriendin zei niks meer.
    en dat was alles...
    het was weêr voorby...
    hem strak aanziend, hernam buckie:"en? weet je het al? jonathan?"
    "hu?"
    "ik bedoel: weet je nu al of je die roeiboot naar de kust gaat roeien? je krygt daar 20.000 euro voor betaald..."

9.
"snap je dan niet wat hier aan de hand is?" vroeg jonathan dringend.
    "hoe bedoel je," zei buckie, toch een beetje geschrokken.
    "je gaat helemaal op in jouw éigen verhaal. in jouw éigen besognes. en dat begryp ik ook wel, ieder zyn ding! maar het toeval wil, dat ik vanmiddag ook zélf met allerlei plannen loop!"
    "ja?"
    "en waarom denk jy, dat jouw plannen de myne niet in de weg zouden staan! wanneer vertrekt die boot van jou daar - morgenmiddag? of morgen 's nachts? wie zegt jou, buckie, dat ik rond die tyd niet al helemaal morsdood ben? of dat ik rond die tyd niet ben vastgezet in de begynenstraat!"
    eventjes bleef het goed stil. jonathan werd helemaal ontroerd. hy kon byna wenen! hy ging een beetje rechtstaan, maar daarna ging hy weêr zitten.
   "haha," zei buckie. dwz: hy làchte niet, maar hy zéi gewoon "haha".
    "ik loop met een afgryselyk plan en ik wilde je daar wel over vertellen ook - maar... op deze manier kan het niet. je staat er niet voor open..."
    buckie zei niks meer.
    op den duur sprak hy toch wél, maar dan over iets helemaal anders. hy opperde, zich uitrekkend:"waar blyft die kat toch eigenlyk!"-, hiermeê kathleen bedoelende, de kroegbazin. effectief hadden onze vrienden hier nu nog àltyd niks kunnen bestellen...
    "het spyt me," stamelde jonathan vervolgens. "weet je wat het is, buckie? ik ben myn smartphone kwyt..."
    "hoe ironisch dan," zei buckie, "dat die meiden hier juist binnenkwamen: voor hun éigen telephoon..."
   "weet je nog toen ze ons kwamen zeggen dat patje dood was, met kerstmis? toen die zelfmoord had gepleegd? op dat ogenblik was ik myn smartphone ook net kwyt - het is beschamend om dit te moeten zeggen, maar het ongemak, het verdriet over die verloren smartphone, was op dat moment erger dan het verdriet om die overleden beste vriend."
   "je kan het niet vergelyken..."
    ten slotte ging jonathan nog voort:"ik hou wel van de noordzee. en een boottocht, op de nachtelyke golven, zou me deugd doen ook. maar ik moet erover denken."
    "oké, johnny... maar niet te lang!"
    "waar is het trouwens, eigenlyk, goed voor? waarom moet die rubberboot worden teruggevaren? die zou anders toch beter, gewoon, kunnen blyven waar die was, op die grote vissersboot?"
    er was hier gezegd, beste lezers, wat er ongeveer gezegd moest worden. althans: wel zeker voorlopig. zoveel begreep onze hoofdheld, jonathan druyts, nu ook wel. hy was 37 jaar oud, sinds januari vorig jaar was hy gescheiden, en sinds maart vorig jaar was hy vrywilig ontslagen by de DOVO (de belgische ontmyningsdienst.) en toch: niet goed wetend wat anders, zo bleef hy, tot zyn eigen grote verbazing, nog een gehele tyd neêrzitten waar hy neêrzat, zyn allerbeste vriend, de altoos zo drukbezette buck dannie, nochtans weêr hebbende zien opstappen, de regenachtige straat in. tot zoverre, inderdaad, de allereerste alinea van deze nieve, als kort vooropgezette aflevering, in dit succesryke feuilleton.
    het was al sinds eeuwen een feit dat jonathan druyts zich ertoe geneigd wist, zyn eigen, van god gegeven leventje te willen ervaren als een soort van langspeelfilm - in technicolor, buitendien. niet alleen scheen 'ie zichzelf steeds te moeten waarnemen met spytige verwondering, ook had 'ie aldoor het gevoelen dat 'ie zich, iedere dag opnief, van smorgens tot snachts, quasi onafgebroken moest lopen te verantwoorden - voor een denkbeeldig stel toeschouwers, dat gratis met hem wilde meêleven - maar zonder zyn gevaren te delen. hoewel wél steeds bereid om hem te beschimpen. en om die reden, zo overdacht hy nu met nadruk, om die reden kon hy nu maar beter, inderdaad, een gehele tyd helemaal niks meer doen...
    "er gebeurt tevéél in één keer, als ik niet uitkyk. al het mogelyke en al het onmogelyke, alles op één dagje tyds," zo snapte jonathan druyts, strak voor zich uit turend, met achter zich alleen het ruisen van het wazige straatverkeer.
    hy moest de dingen, zo vatten-'ie dit tezamen, hy moest de dingen eens goed laten "bezinken."
    "en dus zelfs," zo overdacht 'ie nog meer, "zélfs niet aan het recapituleren gaan!"
    wat viel er ook te recapituleren, arme jonathan?
    hy was wakker geworden in het afgryselyke bed van cindie, en hy was zyn telephoon kwyt - en dat was alles. of ja, ook dit hier: nu inmiddels bevond hy zich in café papa jos - al gaf daar verder niemand thuis, zelfs geen barmeid. maar: oké, dat was dan écht helemaal alles. dit hele verhaal.
    "ik moet nu gewoon eventjes helemaal niks meer doen. voor wat ademruimte... en voor een beetje spatie."
    en dan subiet, zo begon hy toch weêr, subiet maar weêr naar de ossenmarkt, naar café de kassa? toch maar gaan checken of zyn smartphone daar lag? ondanks alles? misschien onder zo'n tafeltje, of anders achter de toog, in het kastje der gevonden spullen... "neen, misschien toch beter niet... laat ik, by naêr inzien, de eer aan myzelf houden, liever..."
    na nog een aantal van dergelyke stille, eêr als neutraal te bestempelen minuten, ging jonathan druyts dan toch maar weêr rechtstaan. hy knoopte zyn groene trainingsjasje dicht. "de gehele tyd van hier naar ginder lopen, daar heb je niks aan - maar: terug naar de osystraat - is ook niet haalbaar."
    zoveel was ook waar, ja... het deed aan, vond jonathan, alsof door de komst van die camion van daarstraks, die stinkmobiel van "het ruimerke", integraal die noordelyke wyk was ontzet - voor de rest van deze geschiedenis. hy kon daar gewoon niet meer komen. "dus ofwel ga ik gewoon naar huis - ofwel," verzon 'ie, in principe met een volstrekt, plotsklaps hernieuwde begeestering, "ofwel - ga ik toch eerst, eventjes, langs - in de breydelstraat,"- daarmeê een bezoek bedoelend aan zyn alleenstaande moeder.

10.
"eigenlyk," zo dacht onze held, staand aan de keukentafel, maar kykend door het kleine balkonvenster, "eigenlyk is die onophoudelyke motregen, die je nu ziet, ook wel juist goéd. die drizzel, en die klamme, natte, wit-blauwachtige mist zonder eind, hoeveel dagen en weken duren die nu al voort?" doordat dit beestenweêr alsmaar niet veranderde, bleven ook zyn gedachten, vond 'ie, steeds maar voort-kauwen in dit ene, zelfde, platgetreên stramien - maar dat was juist vruchtbaar, dat hielp hem vooruit.
    "regelmaat is alles," sprak 'ie zelfs hardop.
    naar binnen kwam, als eerste, natuurlyk niet zyn moeder zelf, maar wel zyn broêr, andré druyts. twee jaar jonger dan jonathan, maar nog nooit ergens ànders gewoond. de O-benige, dikke man die hy was, deed zyn aller-uiterste best om jonathan enigszins verrast toe te lachen - in waarheid kon het echter niet anders of in de gang had 'ie jonathans kenmerkende, natte, felgroene frak al wel zien hangen.
    "ha?? hey..."
    "hey."
    "alles 'n beetje in orde?"
    "kan d'rmeê door."
    "mammie al thuis?"
    "geen idee. ik denk van niet. ik ben hier zelf nog maar juist."
    "eet je meê?"
    die andré had het gemakkelyk! die had het voor mekaâr! die stond nooit bloot aan gevaren, en die moest nooit verplicht ergens naartoe.
    jonathans broêr, andré druyts; die had geen inkomen - maar ook geen schulden. zolang die z'n potje maar kon koken, en zolang die zich maar, meteen daarna, in z'n zetel mocht gooien - met de televisie voor zich... voor het journaal, steeds maar dat journaal, dat journaal, dat journaal!
    "serieus rommelig hier," sprak jonathan - immers bedenkende, dit volgende:"met ze meê-eten? ik zou zeggen: graag - maar: op welke manier dan wel? d'r is geen zitstoel meer vry!" alle meubels rond hem, volgestapeld zynde met pannen en dozen. plastic zakken vol gerief dat nooit werd uitgepakt.
    "vind je?" sprak andré - met de boodschappentassen die 'ie by zich droeg, dit onhandige interieur nog verder bedrukkend. een zekere hangkast opendoend, en daar gelyk allerlei blikken boss-ryst in wegbergend, alsook enige blikken zwan-worstjes.
    en daarna blikken met schyfjes ananas en glazen bokalen met rooi kool. onderwyl zetten-'ie ook, reeds, een steelpan op het vuur...
    "nog iets vernomen van de DOVO?"
    "tja, eigenlyk wel..."
    "hoezo?"
    "myn vingers werden te beverig, dat kon niet meer verder - maar: van de week hebben ze my toch zelf weêr gebeld - omdat ze toch 'n job voor me hadden."
    "wat gek. en ben je d'r naartoe geweest, dan?"
    "een job waarvoor dat gebibber van me, geen kwaad zou kunnen. zelfs zeiden ze me, dat voor die job die ze nu voor me hadden, beverige handen juist werden gezien als een meerwaarde."
    "- - hahahaha!"
    onze held stak een cigaret op. en draaiden-'t deurtje open, hetwelk hem naar het balkon voerde.
    een afdak bestond hier niet, dus de regendrizzel sprankelde zeer gul, als een heidense doop in de miezerige namiddag op ons neêr.
    en ook hier, optenief aan de overkant van 't straat, gryze en gele, en pikzwarte duiven - alsook, zag 'ie, één enkele, wanstaltige stadsmeeuw. die stadsmeeuw scheen jonathans eigenste, nabye, razendsnelle dood-door-geweld te voorzeggen, niks anders.
    en dieper, beneên op straat: de blauwe renault van jonathans moeder. die passeerde. en die draaide de legendarische breydelparking in...

11.
"en voor de rest? is alles een beetje in orde met jou?" dat vroeg zyn moeder. terwyl die, nog aan de keukentafel, een tweede cigaret opstak. haar leêg-gelepelde schoteltje pudding was haar asbak.
    "dat gaat, ja," zei jonathan rustig.
    "en? waar is dat jonge meisje? hoe was d'r naam alweêr?"
    "cindie?"
    "cindie!"
    wat een moeial...
    "ben je nog met haar tezamen?"
    "wie zal het zeggen, ma. half-en-half, denk ik."
    "half-en-half! wat is dat nu weêr voor een antwoord! dat meisje is veel te jong voor jou, subiet steken ze jou nog in de bak! maar als je dan toch met 'r tezamen bent, gedraag je dan in alle geval een beetje fatsoenlyk! da's dan wel het minste!"
    "maar ik gedrààg my fatsoenlyk!"
    "dat zal!"
    en ze zei nog:"laat my niet lachen!"
    vanaf waar 'ie zat, had jonathan een uitzicht op de donkere woonkamer, waar 'ie nog juist de laarzen van zyn broêr andré over de leuning van de lange zetel naar boven zag steken. zeker was die naar het journaal aan het zien. de tv kon je van hieraf gelukkig niet onderscheiden - en misschien stond het geluid wel aan, maar dan toch alleszins overdreven zachtjes. in de keuken hoorde je d'r niks van.
    "luister hier, ma," begon jonathan met een beetje nadruk. "op één of andere manier ben ik op het idee gekomen," sprak 'ie, "om één van deze dagen, waarschynlyk zelfs vandaag nog, vanavond, een bekende vlaming te zullen vermoorden."
    zyn moeder bleef naar hem zitten kyken. alsof hy nog steeds bezig was met praten. intussen lurkte zy aan die cigaret van d'r, alsof het een dikke lollie was. dit akelige tafereel duurde een halve eeuwigheid. dan zei ze:"een bekende vlaming - wat is dat nu weêr voor flauwekul?"
    "het is geen flauwekul, ma!"
    "dat is wél flauwekul!"
    "ik ben d'r helemaal zeker van. een mannelyke bekende vlaming, guy mortier of zo. over het waarom, wil ik my expres geen vragen stellen. het zal gewoon moeten gebeuren, met een beetje geluk straks al - in het sportpaleis."
    "zeg," sprak zyn moeder. "hoe oud ben jy nu feitelyk?"
    "dit heeft niks met leeftyd te maken!"
    "is dat weêr zo'n idee van die aardige vrienden van jou zeker! een bekende vlaming vermoorden - komaan, zeg! denk je dat ze daarmeê gaan lachen?"
    "zet dat maar allemaal uit je kop, jongen," zei ze nog meer. "dat leidt allemaal nergens toe." en dan ging ze voort:"heb je eigenlyk nog iets van de DOVO vernomen?"
    "die hebben me gebeld zelfs. van de week."
    "man, man, man," zei ze, terwyl ze ging rechtstaan om de tafel te ruimen. "ik wou," sprak ze met een puf, "dat alles terug zou worden zoals vroeger. waarom is dat nu toch allemaal zo verkeerd gelopen..."
    "alles komt goed, ma..."
    eens al die borden in de spoelbak lagen, kwam 'ie naast haar te staan. zyn moeder had een afwasmachine, maar handwas genoot haar voorkeur. zy wasten-af, hy droogden-af. de ganse kosmos begon te ruiken naar citroen.

12.
by nader binnentreden, bleek het bewaarheid: zyn slome broêr andré lag, vanuit zyn zetel, televisie te kyken, de gordynen allemaal dicht, een stapel gazetten op zyn schoot - dit alles in volle namiddag, precies alsof het al avond was. op het televisie-scherm: het trein-ongeval in buizingen van eêrgisteren; 18 doden, 171 gewonden. in het kielzog hiervan, liet een presentator nu allerlei photo's zien van nog àndere trein-ongevallen in het verleên.
    "dat trein-ongeval in buizingen," zei andré. "verdomd," ging hy nog voort. "ik zweer het je: dat had niet veel gescheeld, of ik had zélf in die trein gezeten, juist op dat uur!"
    "wat 'n onzin," sprak jonathan. "ben jy eigenlyk, van geheel dit jaar, al 'ns één keer de voordeur gepasseerd?"
    op de geëmailleerde blauwe tegels van de salontafel lag een stapeltje oude humo's. "waar is de nieve?"
    "in myn slaapkamer."
    meteen daarbinnen, in het licht van een schemerlamp, op het bed van zyn steeds zo ongewassen jonge broêr neêrgezeten, nam onze hoofdheld de volledige inhoud van het affiche voor vanavond in zich op...
    "vrydag 12 maart 2010 - sportpaleis, antwerpen... pop poll deluxe... kabouter wesley... admiral freebee, sien eggers... philippe geubels, bart dewever - hoe kon het eigenlyk, dacht jonathan, dat een blad als humo zoveel forum gaf aan zo'n uitdrukkelyk rechts politicus?... guy mortier, patrick riguelle... en dan - plotseling schenen jonathan druyts zyn hart én nieren tweehonderd keer sneller te beginnen te kloppen - matthias schoenaerts.
    matthias - schoenaerts...
    eindelyk viel hiermeê dus alles tezamen...
    hy liep weêr naar de living - maar: daar binnenkomend, begreep 'ie meteen dat 'ie totaal niet meer dezelfde was. hy zag zyn broêr, en die lange, beige, stoffige gordynen, en al die cactussen hierbinnen, op alle kastjes en planken... en de schreeuwende televisie - nog het meest, beste lezers, had het ervan weg, alsof hem l.s.d. was ingelepeld.
    "wat sta je daar zo?"
    "niks."
    "komaan, wat heb je?"
    "niks - ik ga vanavond, in het sportpaleis, matthias schoenaerts vermoorden. ik heb de tickets. jy krygt er één van. gratis."

13.
juist dan kwam ook zyn moeder weêr binnen, haar broek dichtsnoerend, terwyl de spoelbak van de wc nog nazinderde. "is 'ie weêr bezig," zei ze verveeld. "is 'ie weêr bezig met die onzin, over dat 'ie een bekende vlaming wil ombrengen? man, stop daar nu toch eens meê! doe normaal!"
    "méér dan dat," zei andré, nog steeds in die lighouding. "hy zegt," sprak 'ie, alsof 'ie een boer liet, "dat 'ie matthias schoenaerts gaat ombrengen. en hy wil nog dat ik meêdoe ook!"
    "matthias schoenaerts!" riep zyn moeder. en sprak nog:"nu snap ik het - omdat je vroeger, érg lang geleden, natuurlyk zélf nog acteur had willen worden - helaas! alsof je daar aanleg voor zou hebben gehad, doe gewoon!"
    "dat heeft er niks meê te maken, ma," zei jonathan druyts. nog terwyl 'ie voortsprak, nam 'ie zich voor, dat dit volgende hier, het àllerenige zou zyn, dat 'ie er nog over kwyt wilde. "het had evengoed niels destadsbader kunnen zyn, of servais verherstraeten. maar - hoe zal ik dit zeggen? de dobbelsteen is geworpen. de beslissing heeft zich voltrokken. dus zometeen zal ik ervoor gààn. het is te laat om my nog te willen tegenhouden, moeder!"
    de discussie duurde nog voort - maar dan zonder dat jonathan er nog aan meêdeed. veeleêr werd dit een soort nonsensikaal weg-en-weêr gepraat tussen zyn moeder en zyn broêr, de beiden er nochtans geen bal van snappend. "laat my nu!" riep jonathan.
    hy nam een bad. hy schoor zich zeer aandachtig. hy deed zyn zelfde, versleten kleêren weêr aan.
    de wc spoelde slecht door - inderdaad misschien weêr iets voor "het ruimerke"...
    hy zette zich aan de keukentafel. daar wachtten-'ie verder af, tot het avond zou worden. om halfzes vertrekken, zou het meest ideaal zyn. hy wilden-er gerust als allereerste toekomen. het sportpaleis!!... te voet vanaf hier, was dat misschien een kwartier. en - zyn broêr meenemen? laat al maar! laat al maar allang, helemaal!!...
    hy legde, nog steeds aan tafel, zyn hoofd op zyn bovenarmen, en op den duur viel hy in slaap. zelfs kreeg hy een droom. hy was die vriendin van roos van acker indachtig, haar messcherpe twee heupen in die strakke, overdreven hoog opgetrokken jeans van d'r; en daarna was hy, in zyn dromen, op wandel met ginette, dwz de vrouw met wie jonathan tot voor kort helemaal wettelyk getrouwd was. in zyn droom waren ze nog stééds getrouwd - maar:  niettegenstaanden-'ie zich kolossaal verdrietig wist toen die echtscheiding plaatsgreep, om hier nu in die droom optenief met haar verenigd te blyken, alsof dat voormalige leventje van toen, weêr helemaal terug op de rails stond - dat was afschuwelyk!
    afschuwelyk!!
    en zo schrok hy wakker... tot zyn vreugde was het buiten, achter het kleine, naargeestige balkonraampje, integraal donker en grauw geworden - de klok boven de keukendeur gaf aan: halfzes voorby, inderdaad...
    by de beneênburen hoorde je, in het yle, een baby gedurig huilen...
    "mag ik jouw telephoon eens, andré?"
    zyn moeder en andré deden raar, ze keken jonathan aan alsof hy een dier was, alsof hy inmiddels totààl ontoerekeningsvatbaar voor ze was. toch kreeg hy de gevraagde telephoon aangereikt -"thanks..."
    aldus begaf hy zich naar het balkon; om daar, in alle rust, met zyn vriend buckie te kunnen telephoneren...


14.
buckie, ofte "buck dannie" voluit, was behalve van jonathan, ook altyd een goeie vriend geweest van andré. zelfs waren andré en buckie al een aanzienlyke tyd met mekaâr bevriend, toen jonathan er nog bykwam. dus om die reden was het zeer logisch, beste lezers, dat de naam en de nummer van buckie ook in de smartphone van andré bleken te zyn opgeslagen. en gelukkig ook...
    "0477365617..."
    de eerste keer nam buckie natuurlyk niet op - dat zou anders ook wel té gemakkelyk zyn geweest...
    in de vrieskou op het balkon staande, bestudeerde jonathan druyts het verkeer in de avondlyke breydelstraat; de neon-reklaâm van de twee striptease-bars recht tegenover hem, en het felle, grimme contrast van die gele, groene, fluorescerende kleuren tegen de grauwe, huiveringwekkend klamme buitenlucht. mensen kwamen en gingen, alleen de portier van de rechtse bar stond als een piket in de grond, onbewogen, gevangen in zyn eigenste gebreide zeemanstrui.
    op den duur, evenwel, belde jonathan toch weêr optenief - en ditmaal was het wél prys.
    "neen, ik ben het, zyn broêr," zei jonathan.
    "ah ja," zei buckie met een hoest. "want jy was natuurlyk jouw telephoon kwyt..."
    "ik heb erover nagedacht, ik wil het graâg doen. ik bedoel: ik wil met die roeiboot, zoals je zegt, wel terugroeien. ik bedoel: ik wil daar wel meê terugroeien, naar nieuwpoort, zoals je me vroeg. die zeelucht zal my deugd doen. en het gevaar, zelfs, trekt my ook best aan - tenminste: als ik myn éigen plannen, voor vandaag nog, overleef. als ik niet in de gevangenis ben beland subiet. of als ik niet word neêrgeschoten, straks - in dat geval; wil ik je komen helpen."
    "dank je zeer, jonathan - haha! ik wist dat ik op je rekenen! maar, in orde: je kan er dan ook wel, zoals je weet, 10.000 euro voor opstryken. dus - wie is er goed voor wie!"
    "dat geld is byzaak."
    "dat zal wel."
    "neen, echt. luister. ik wil dat je eerst iets voor my doet, in ruil daarvoor. ik wil je voorthelpen - maar," zei jonathan, "dan moet jy wel eerst - hoe zal ik dit zeggen? dan moet jy wel, eerst, proberen om, op je eigenste beurt, ook my voort te helpen."
    "god, jezus!" zei buckie lachend. "wat nu weêr dan? ik heb het natuurlyk erg druk..."
    "ik zou vanavond nog, in het sportpaleis, in antwerpen, willen proberen om matthias schoenaerts te vermoorden - ik denk: met een broodmes." dit laatste, de vermelding van dit zekere broodmes, was een zuivere improvisatie; eêr op de dag, was jonathan daar helemaal nooit opgekomen; doch ogenblikkelyk, zo merkten-'ie, begon een opwinding hem nu helemaal in bezit te nemen - een broodmes: dat klopte, dat idee!... zo eenvoudig, en zo vreselyk!... "het enige dat jy ondertussen zou moeten doen," sprak hy zo rustig als dit binnen zyn vermogen lag nog voort, "het enige dat jy zou moeten doen, is er een filmpje van maken. nog terwyl het gebeurt. dat filmpje zou je dan ogenblikkelyk op youtube moeten zetten. wil je dat voor me doen?"
    "..."
    "wel?"
    "... - verdomme, jonathan..."
    "wat denk je!!..."
    "maar... wat heb je dan tegen die matthias, die arme kerel? die heeft jou toch niks misdaan?"
    "wil je het doen!" sprak jonathan kwaad.
    voor een niet zo geringe wyle, die het was, bleef het muisstil aan de telephoon. alleen vernam je wel een veelvuldig krassen en schuren in de hoorn. pas lang daarna, met een zeer uitgebreide kreunzucht, opperde zyn vriend van zyn kant:"ten eerste, jonathan, moet ik je zeggen - dat je totààl, maar dan ook werkelyk totààl krankjorum bent! dat ten eerste. daar heb je zelf geen idee van, hoe erg het is! maar ten tweede, nog los daarvan: ik kàn je vanavond gewoon niet komen helpen - doordat ik hiér al, met de gehele bende, in frankryk, in pas-de-calais rondhang. hoor je dat niet? jonathan? hoor je niet hoe erg het waait, in myn telephoon? dat is de wind van de noordzee..."
    jonathan zyn blik viel weêr op die rechtse, heftig aan- en uitflikkerende striptease-bar, met die onbewogen portier die daar stond. en zyn ganse wereld, dwz de ganse wereld van jonathan, scheen te willen gaan verkruimelen - tot op het bot. maar toch bleef hy ferm rechtop staan. "oké, laat al maar! ik doe het wel allemaal zelf!"
    "jonathan?"
   - hy zocht het rode hoorntje, om weêr in te leggen...
    "jonathan?"
    en hy legde weêr in.



15.
toen jonathan druyts vanaf het benauwde balkon in de keuken terug naar binnen stapte, geleek het alsof de hele wereld ineens was veranderd. alsof het reeds ver na middernacht was, in plaats van nog zeer vroeg 's avonds, en alsof ook het huis zelf letterlyk was veranderd - hoe dan wel? in zyn wilde jaren, als prille twintiger, had onze held wel 'ns één keertjen-'n drug tot zich genomen, die werd geheten l.s.d.; zo erg raasden ook vanavond alle zeventien zyn zintuigen, op het textuur van dit behangpapier, op de vezels van iedere scheefstaande keukenstoel; tegelyk scheen hy door een ongezeglyke traagheid overmand, die op eigen beurt, zo merkten-'ie, een quasi onbegrypelyke mengeling scheen van verveling links, en levens-angst rechts. die levens-angst evenwel, die schrik die het was - dat gevoelen, zich op het uiterste randje van paniek te weten, stemde hem juist tevreên. uiteindelyk. want dit alles wilde zeggen, dat zyn plannen geen zachte, onwaarachtige flauwekul meer waren. die schrik was er de tastbare voorbode van, o geduldige lezers, dat jonathan druyts ging doorzetten vandaag; dat zometeen àlles in zyn bestaan voorgoed een kering ging nemen - zulks viel niet meer af te wenden. zulks was nu al bézig met te gebeuren.
    hy kwam in de donkere living; daar was niemand. hy begaf zich naar de slaapkamers, riep zyn broêr, riep zyn moeder - geen antwoord. hy deed de deuren daar allemaal voorzichtig open - d'r was niemand.
   niemand meer in huis, zelfs niet in het waskot.
    "des te beter," dacht jonathan hardop. "een reden erby is dit, om hier nu werkelyk in àlleryl de plaat te poetsen. het moeder-huis!" dacht hy bitter. "ik kwam hier altyd zeer graag - maar dan als een vreemdeling." ja, was jonathan niet, toch eigenlyk, zo dacht hy, alsmaar voortbordurend, was hy niet, eigenlyk, de vreemdeling zoals in het boek van die schryver, camus... "de vreemdeling..."
    hy deed zyn groene trainingsvest aan, en stapte weêr in zyn natte schoenen. in de weêrspiegelende vensters in de keuken, een cigaret opstekend, keurden-'ie z'n kapsel nog eens, en zyn geschoren kin - zeer goed gedaan... vanzelf werd hy die liedjestekst van jim morrison indachtig:"the killer awoke before dawn... he put his boots on..."
    en voorts:"he took a face from the ancient gallery - and he walked on down the hall..."
    hy ging naar buiten - maar: in waarheid, lezers, ging hy niét naar buiten. want: de deur, die uitgaf op de gang, die gaf niet meê, althans niet dadelyk. bleef die klemmen? die deur, die was duidelyk op slot.
    hy greep het korfje naast de deur - daar lagen wel nog, als vanouds, allerlei bierviltjes in, en verkreukelde stekkendoosjes - maar: geen enkele sleutel. hy doorzocht vlug zyn broekzakken - geen sleutel. in zyn jaszak? wat er gaande was hier - dat wilde jonathan druyts nog niet geloven. dat kon niet worden bewaarheid, dat mocht gewoonweg niet. hy ging zoeken overal op of onder de salontafel, in alle jassen aan alle kleêrhangers - en, zelfs, onder het zuur geurende dubbelbed van zyn moeder, in dier verboden, smalle slaapkamer; niks, nergens - in een volstrekte paniek die het was, begaf jonathan zich naar de deur terug, om daar zo hard dit slechts mogelyk was, aan de deurklink te gaan staan trekken. en om er keihard tegenaan te stampen - tegen de deur, maar ook tegen de deurklink.
    hoe konden ze hem dit willen aandoen!!

16.
de omstandigheden zoals die er nu uitzagen, waren zeker vreselyk genoeg om ter plekke by in mekaâr te zinken, gratis en wel. maar wat, zo dacht 'ie, als 'ie daaraan zou toegeven? als 'ie nu werkelyk hysterisch voor zich uit zou beginnen te brullen, nog harder tegen die voordeur trappend - zichzelf op den duur ook verminkend, en wat al niet? in dat geval zou 'ie ze juist datgene bezorgen, dat ze van hem verlangden. dan zouden ze kunnen zeggen:"zie je nu wel? hy is niet goed snik - en dààrdoor, zeiden we toch, mocht hy van ons de straat niet op!"
    zo rustig hy dit vermocht op te brengen, zetten-onze beklagenswaardige held zich weêr aan de keukentafel, om beter te kunnen nadenken. hy wist helemaal zeker dat 'ie een uitweg zou vinden - maar van zodra 'ie zich druk zou maken, zou die uitweg hem ontglippen. "da's duidelyk!"
    hy stak een cigaret op - marlboro's. zyn pakje nog goed vol, twaalf cigaretten te gaan... een goed voorteken...
    de aanhoudende drizzel van de dag, was inmiddels tot een cassante plensbui verworden, verwoed voortkletterend tegen de vensters.
    wat zouden ze beginnen, zyn moeder en zyn kleine broêr? die verdomde, parasitaire broêr van 'm! gaf dié soms het goeie voorbeeld?... oftewel zouden die twee straks toch weêr thuiskomen, als ze durfden - maar dan zeker en vast met opzet zo laat, dat humo's pop poll, in het sportpaleis, intussen weêr integraal zou zyn afgelopen. dit alles, zo overdacht jonathan druyts het allemaal rustig, om matthias schoenaerts te verdedigen. wat wilde zeggen, verdomd!, dat ze die matthias schoenaerts dus belangryker vonden dan hun eigen zoon, hun eigen bloedbroêr!!...
    oftewel - en daar opende zich opeens een aanzienlyke gedachtenreeks... oftewel zouden ze wegblyven tot morgenvroeg, tot overmorgenvroeg; waar zouden ze dàn verblyven?
    vele jaren geleên, toen jonathan en zyn jongere broêr andré nog de leeftyd hadden van lagere schoolkinderen, toen waren hun moeder en hun vader op een dag uit de echt gescheiden, doordat hun vader byna altyd dronken was, en hun moeder zulks niet meer aankon; hun vader was daarop verhuisd naar een trailer, die zich bevond in een camping, namelyk camping de molen, op linkeroever - theoretisch gezien stond die trailer niet écht op die camping, in welk geval het illegaal zou zyn geweest om er je domicilie te hebben, doch in de praktyk stond die trailer zo dicht tegen die camping aan, en zat hun vader zo vaak in de cafetaria van die camping, dat hy er dus toch deel van uitmaakte. maar een jaar of acht geleên alweêr, was hun vader gestorven - in de royerssluis, in het midden van een koude winternacht, uitgegleden, alleen volgens sommigen met opzet -, en toen hadden jonathan en andré die gammele trailer van hem geërfd. na die scheiding hadden ze niks meer met hem te maken gehad, maar volgens de notaris was die lamentabele zuipschuit die-'ie was, altoos zo erg alleen gebleven, zonder vrienden, zonder familie, dat er voor die erfenis geen enkele àndere kandidaat denkbaar bleek. daar komt, had de notaris gezegd, niemand anders voor "op de proppen..."
    ja: het kon byna niet anders, of zyn moeder en zyn broêr zaten hun tyd dus daarginds uit te zweten, in die trailer, opzy van camping de molen op linkeroever... waarom nu juist, dat kon jonathan nog niet precies verklaren, maar onwillekeurig kwam het hem voor dat met dit inzicht, zyn verlossing reeds één stap naderby kwam...


17.
moest hy z'n broêr andré nu meteen proberen op te bellen? doordat hy er inmiddels een vermoeden van had, waar die zich ergens ophield? neen, dit ware nu wel het àllermeest onuitvoerbare plan bestaanbaar! voor lezers of lezeressen die er misschien nu pas zouden zyn bygekomen: zyn eigenste telephoon ergens op café kwytgespeeld zynde, had jonathan druyts op het moment de telephoon van zyn broêr in bruikleen. zou hy die nu willen opbellen - dan zou jonathan dus alleen maar zyn éigenste telephoon doen rinkelen, dwz de telephoon die hier voor hem op tafel lag. dus: een imbeciele gedachte, was dit. en toch voerde die hem vanzelf weêr verder in de goeie richting. hy pakte de telephoon in kwestie in zyn rillende tien vingers, om zodoende door zyn broêr zyn bestand te beginnen te scrollen. aldus stuitten-'ie algauw op de naam en de nummer van peter verstuyckt, meer informeel ook gekend als "den aflapper". net als buck dannie, was ook die zogenaamde "den aflapper" een gemeenschappelyke vriend.
    een siddering doorspekten-onze held, dat wel... doordat er zich, in zyn hersenpan, een boosaardig initiatief was beginnen los te weken... al een paar keer was het voorgevallen, wel in een vér verleden, dat den aflapper, zoals 'ie werd bygenaamd, aan jonathan had voorgesteld om, tegen betaling, deze ofte gene lastigaard te gaan aanpakken. dit, welteverstaan, in de tyden toen jonathan er een iéts wilder leven op nahield, en effectief, niet vaak maar toch soms, met vechtjassen te maken had. op dat soort figuren voor een geldbedrag een soort wreker af te sturen - neen: zulks was niks voor jonathan (niet te vergeten: op z'n twaalfde levensjaar, had jonathan met veel overtuiging zyn communie gedaan, tegen de zin van zyn ouders in zelfs...); maar in een zuivere nieuwsgierigheid verwikkeld, had 'ie toen toch, van de kans gebruikmakend, principieel vryblyvend, geïnformeerd naar hoeveel zoiets dan zou kosten. waarop den aflapper hem had gezegd:"vyfhonderd euro - om zyn kaak 'ns goed scheef te drukken."
    aldus ging onze held aan het telephoneren. overdag was er zoveel daadkracht geweest - dat zou niet mogen ineenzakken - "vooruit - actie, willen we hebben!"
    den aflapper nam gelukkig meteen op.
    "neen, het is jonathan," zei jonathan, na abusievelyk aangesproken te zyn geweest als zyn broêr andré. en zonder veel plichtplegingen of omwegen, de tyd drong, legden-'ie aan hem uit, waar het allemaal over ging; zyn moeder en zyn broêr hielden zich verschanst in een camping op linkeroever; dààr moest den aflapper zich naartoe begeven, in zeven haasten en spoeden, en wel meer bepaald om aldaar dan, desnoods met geweld, wat kon het jonathan schelen, de sleutel te gaan afpakken van de voordeur van de breydelstraat.
    "maar jouw broêr is een vriend van my," zei den aflapper resoluut.
    "maar," zei jonathan doortastend, "die heeft niks, werkelyk niks op zyn rekening staan. zelf heb ik daarjuist nog myn loon van een halfjaar gestort gekregen. dat geld zal ik je cadeau doen, meteen als je my hier komt losmaken."
    "sorry, da's onmogelyk," zei den aflapper.
     en legde weêr in, zo vlug.
    toch was jonathan er nog meer dan ooit zéker van, dat zyn plan voor mekaâr ging komen. hy was bezig, vooruitgang te boeken. het kon niet anders, of deze tergend langdurige dag, die het was, moést uitmonden, met gods wil, in een afgryselyk bloedbad, met varkens- en kippen- en mensenbloed langs alle vensternissen, spouwmuren en draaideuren - en zyn éigenste gezicht: in technicolor op de voorpagina van àlle kranten - plus: op de bovenste  flank van de website, lezers, van de nieuwsdienst van de vlaamse radio en televisie!


18.
hoe jammerlyk dat hy nu niet naar zyn lief kon bellen - dwz naar cindie mintjes, met wie jonathan nu een goed jaar tezamen was. het kon niet anders, wist jonathan, of ook cindie zelf, zoals zy in mekaâr zat, was aldoor doende, naar hém te proberen te bellen... hoe lamentabel!
    en ja, dit gaf hy grif toe: dit was, voor vandaag, de eerste keer dat 'ie haar indachtig werd - en voor dit jaar, de allereerste keer op zo'n diep-grypende manier... de weinige keertjes dat 'ie haar verklaard had, zich tot over z'n oren op haar verliefd te weten, waren telkens tegengesteld aan gelogen geweest; in waarheid kon 'ie er zelfs met zyn verstand gewoonweg niet by: zo'n kleine, frêle, blondharige spring-in't-veld, die zy was - terwyl jonathan zelf, waar of niet: wat stelde die voor?... wat anders, dan een vroeg bejaarde saaie gryzerik?... een lomperik, een oude zak. dus hoe kon dit? maar - hy zag geen kans om iets met haar te ondernemen...
    haar vriendinnen ook, waren uiterst erotisch; maar, begreep 'ie dan telkens ogenblikkelyk, van zyn eigenste volwassen wereld hadden die geen kaas gegeten... helemaal niks wisten die daarvan...
    waarom, byvoorbeeld, wantrouwde cindie hem nooit? doordat ze zo naïef was... onze held wist zich verwikkeld in een gevecht op leven en dood - waar cindie mintjes hooguit met haar "partiële" bezig was... haar zogenoemde "homologatiecommissie"... ze leefden ieder op een eigen planeet - dermate zelfs, dat jonathan de enige was die dit inzag...
    maar hier nu vanavond, met zyn cigaretjes aan tafel, en met voor zich ook die mislukte smartphone van zyn broêr, vermocht 'ie opeens niet anders dan terug te denken aan die eerste, feërieke namiddag toen 'ie haar tegenkwam in het park... haar smalle, maar toch volumineuze twee borsten, zoals die uitpuilden langs de brede mouwsgaten van haar witte, doorzichtige t-shirt in de zon... na een halfuur al stonden zy mekaâr te tongzoenen - stond zy hém te tongzoenen - want: hy schaamde zich voor zyn gebit, en de geur van zyn asem, en geheel zyn postuur...
    vandààg zou jonathan cindie kunnen liefhebben zonder remmingen!
    dan toch maakten-'ie zich los van zyn omgeving. optenief ging jonathan druyts nog één enkele keer aan die deurklink staan trekken. vervolgens beenden-'ie automatisch de kleine woonkamer in, waar, zonder geluid, de televisie bleef voortspelen. wat, zo dacht 'ie, was nu weêr juist, zo vroeg 'ie zich af, het aanvangsuur van die pop poll, in dat sportpaleis? begerend om dit snel te weten te komen, doorzocht 'ie dat stapeltje humo's weêr, op de salontafel. waar ook enige pasphoto's van zyn broêr slingerden, en voorts een paar van die eeuwige lotery-formulieren van zyn moeder. het kalf! - wat zou zyn moeder met dat geld willen beginnen, mocht zy winnen! 
    een kruising van het trefzekere noodlot dat ons bestiert links, en rechts het verbysterende toeval zelf, zo scheen het, wilden-'t klaarblykelyk zodanig hebben uitgetekend, dat juist op dit moment, op televisie, de trekking van deze nét vermelde lotery aan het plaatsgrypen was. dit, in tyden waarin onze regering er miljoenen voor uittrok om campagnes op te zetten tégen 's lands gokverslaafden...
    "ik moét hier weg," dacht jonathan nog eens vlug.
    de balletjes met alle cyfers daarop, die het waren, hadden gedaan met rollen. op een geel-groene billboard onderaan in beeld, kwamen de uitslagen tevoorschyn:"nul zeven drie vyf zeven zeven vyf drie zes."
    hy pakte het bovenste lotery-formulier van zyn moeder, en checkte deze cyfers. yskoud zweet, als een koud kokende damp, brak hem uit. "nul zeven twee vyf zeven zeven drie drie zes."
     een byna oneindig aantal keertjes telden-'ie dit koortsachtig nog 'ns na, maar telkens met ditzelfde resultaat: zyn moeder, snapte jonathan, had zeven cyfers van de negen cyfers juist geraden. en het formulier, dwz de toegang tot dit kapitalistische hoogspel - dàt formulier hield jonathan druyts in zyn handen.
    meer werktuiglyk dan wat anders, verplaatsten-'ie zich terug naar de bykeuken - teneinde daar, zo rustig het mogelyk was, optenief het gezegende nummer van die gast te draaien, die ze noemden "de aflapper".
    dé redding meldde zich...
    jonathan druyts was,- en dat wisten wy al langer dan vandaag -, een soort van kuifje, inderdaad... ergens opgesloten met een zekere brandstapel in het vooruitzicht, stelden-'ie zich toch maar enkel of alleen déze, enkelvoudige, broodnuchtere hamvraag:"hoe kom ik hier weêr uit?" en voor de rest niks.
    "wat nu weêr!" zei den aflapper meteen zeer luid...


19.
maar toch, hier alles by mekaâr; of hy zichzelf nu met kuifje wilde vergelyken of niet; hoe goed, hoe beloftevol was dit feuilleton, dat het was, een paar hoofdstukken geleên nog maar, begonnen, beste lezers! onze held, jonathan druyts, liep van de studio van zyn vriendin naar een café op de ossenmarkt, met grote stappen, en meteen daarna bewoog 'ie zich voort tot aan het praatcafé daar om de hoek, in de jezuïetenstraat; hy discussieerde met buckie, byzonderlyk en wel zelfs over het overzetten van transmigranten - onderwyl het visioen zich in hem losmaakte, van een roeiboot in de diepe nacht; een boottocht over de meest stormachtig wentelende noordzeegolven; en daarbovenop het vooruitzicht op een totaal bloederige moord-aanslag - er was actie, vanmiddag! en er was doorzettingskracht en léven! inmiddels was het exact acht uur savonds geworden, en wat bleef er nog van over? dat kuifje-verhaal ten spyt? het bestaan zelf scheen te zyn gereduceerd tot wat? tot een hopeloos getelephoneer, de ene keer vanop het balkon in de koude slagregen, met zicht op een striptease-bar, de andere keer hierbinnen, geketend op een zitstoel, aan deze verdomde, vierkante keukentafel - hét meubel by uitstek van zyn seniel kyvende bejaarde moeder. hoe kon dit zoverre zyn gekomen?
     en neen, lezers, die vraag was niet eens retorisch; dit knarste nog voort; zoverre was het gekomen, dear lezers: doordat 'ie zyn éigen smartphone, gisterenavond, was kwytgespeeld! dat was alles, meer niet! doordat 'ie zyn eigen, achtdubbel ontzegende telephoon kwyt was! dus terécht was 'ie daar van meet af aan zo erg kapot van geweest - je smartphone te moeten verliezen: dat was, praktisch-halve, erger dan, pakweg, iemand die je kwam zeggen:"hey zeg - jouw beste vriend, die is gisteren, naar ze zeggen, overreên - door een autobus!" ("neen," dacht jonathan dadelyk! "hier overdryf ik een beetje - maar: neen, toch," dacht 'ie voort. "iéts is daar toch zeker wel van aan?")
    zonder veel omwegen of afleiding kwam jonathan terzake:"luister goed hier, peter..."
    "ja?"
    "dat plan van daarstraks, waar ik jou daarstraks voor heb opgebeld, dat was achterlyk van me..."
    "je weet het."
    "je had gelyk - wil je my vergeven... maar," ging 'ie, zo rap 'ie kon, voort, "ik zal jou 20.000 euro cash betalen: als je d'r gewoon maar voor zou zorgen, dat... wel, dat myn moeder..."
    "zeg het?"
    "je moet ervoor zorgen dat myn moeder, of anders myn broêr, da's evengoed, dat die nu metéén naar me zouden willen terugbellen. da's alles - daarvoor alleen, zal ik je 20.000 euro betalen."
    den aflapper moest hierover nadenken. maar een kwartiertje na datum belden-'ie alweêr terug - alwéér dacht jonathan zeer spytig:"verdomd! àls ik nu maar, meer niet, myn éigen telephoon nooit was kwytgespeeld! in dat geval was àl deze bullshit gewoon nooit in de wereld gekomen!!..."
    "zelf kan ik hier niet weg," zei den aflapper strak. "maar jennie, da's een vriendin van my, die staat hier by me... die wil het proberen. al moet je dus wel," sprak 'ie iets stiller, "al moet je wel niet aan jennie die 20.000 geven."
    "okay, bedankt!" aldus jonathan oprecht. "bedankt! dit betekent héél veel voor my, echtwaar! bedankt, peter!"
    hy gaf hem nog het precieze adres, dwz het adres van die trailer op linkeroever - maar hopelyk, zo prevelden-'ie inwendig, hopelyk zaten zyn broêr en zyn moeder wel écht in die trailer! wezenlyk was dat alleen maar, al die tyd, een veronderstelling geweest... een berekening... maar ja, waar zouden ze ànders zitten...


20.
first thing to do: toch eerst eventjes, boven alles, zich zien te ontspannen. rustig in- en uitademen, en de ledematen alle rust gunnen. dit hoefde niet gelyk te staan aan verlamming! veeleêr integendeel; immers: zo ging het er toch ook steeds aan toe, bedacht jonathan, in de tyden toen 'ie nog voor de DOVO werkte? althans: toen de dingen daar nog een béétje normaal verliepen... je kon niks bereiken zolang je niet éérst integraal relaxed was. je moest je zaken eerst allemaal op een rytje hebben, dat wist een kind.
    dus hy legde zich in de driezit, precies in diezelfde houding als die zyn belachelyke broêr daar ook steeds aannam. dat het intussen later en later werd; en dat, hier vlakby, in een overvol sportpaleis, die pop poll ondertussen reeds volop bezig was - daar mocht hy dan weêr niét aan denken!!...
    maar dat eerste plannetje van hem, met die lotery-formulieren van zyn moeder: als dat, uiteindelyk, toch niét zou blyken te werken, in dat geval bestonden er nog tal van andere slimmigheden. en toen begreep 'ie zelfs:"ik ga daar niet eens op zitten wachten! ik begin d'r nu al aan!"
    dit volgende was namelyk een simpel feit: jonathan druyts kon toch ook, als vanzelfsprekend, de blauwe lyn opbellen? feitelyk? hy kon de politie toch melden, eenvoudigweg:"help, ze hebben my hier opgesloten!" hy was volstrekt meerderjarig. dus dat zyn moeder hem zomaar, krik-krak, achter slot en grendel wegstak; dat was iets volstrekt illegaals, daar konden die mensen, familie of niet, de doodstraf voor krygen - met een injectie. dus de politie zou hier, zag jonathan het al voor zich, de politie zou hier met combi's met zwaailichten willen arriveren, om de voordeur gewoon te komen intrappen, speciaal voor hem, zo eenvoudig. natuurlyk! en aannemelyk deên die van de politie zoiets zelfs gratis. dwz, zoiets gebeurde wellicht met algemeen belastingsgeld, dat hoorde by hun werk.
    toen 'ie de telephoon die 'ie had, weêr van de salontafel oppakte, klaar om te beginnen bellen, bedacht 'ie evenwel dit volgende, nog juist op tyd: wat, als nu juist op datzelfde moment zyn broêr of zyn moeder naar hém zou willen bellen? dwz juist op exact datzelfde moment? en toen kreeg onze vriend effectief telephoon - zzzz! zzzz! zzzz! zzzz! (de tril-functie...) niét iemand van zyn familie, maar wel jennie was het - aldus: de vriendin van peter verstuyckt, dwz den aflapper.
    "je moeder zit hier in die trailer, inderdaad," zei jennie. "maar," zo ging ze voort, "ze wil je, zegt ze, absoluut niet aan de telephoon hebben. ze wil je écht niet spreken vandaag."
    ze bevonden zich - in die trailer! dat klopte dus al! ongelooflyk! "hoe goed van my,- hoe sterk van my!"
    "oké - niet inleggen!! luister!! luister gauw, jennie..." als dàt nu maar niet zou gebeuren: dat die jennie  die ze was, zou inleggen, juist nu dé verlossing helemaal in beeld kwam! "zeg haar," zei jonathan, "dit volgende - doé dat, en ik betaal je daar nog eens 20.000 euro voor! echt waar!"
    "wat wil je?"
    "zeg tegen myn moeder dit volgende..."
    die jennie klonk betrouwbaar, die klonk erg boeiend zelfs. vond 'ie. en het was haar toch alvast gelukt, waar of niet, om überhaupt tot aan die trailer te geraken, en daar die boodschap aan zyn moeder perfect door te spelen - dus het zat goed, het zat écht goed!
    "myn moeder heeft de lotto gewonnen. zeg haar maar gerust, dat ze dit mag nazien. ik weet niet over hoeveel geld dit gaat, maar ze heeft zes nummers van de acht nummers helemaal juist. maar," sprak jonathan druyts helder, "zeg tegen myn moeder - trouwens: ze heeft zéven nummers van de négen juist. zeg tegen man moeder dat ze my komt losmaken - of anders, als ze dat niét wil doen, dan ga ik haar winnend formulier hier meteen, by de hoorn, tot tienduizend stukjes verscheuren. en doorspoelen."
    na twee minuten en een half belde zyn moeder hem terug op. na één halfuur en drie minuten stond ze, tezamen met haar andere zoon, andré druyts, in de traphal van de breydelstraat - en zonder een minste vorm van weêrstand of tegenwerping, of zelfs maar zonder een minste commentaar, lieten ze jonathan druyts de straat weer op - éindelyk!!
    éindelyk!!
    "waar is dat formulier!" vroeg zyn moeder alleen maar. "ja, waar ergens!" zei ook andré.
   onze held rende gelyk richting het sportpaleis - dus eerst renden-'ie door de carnotstraat, die er zeer stemmig bylag; het regende, maar de trams waren mooi geel verlicht en iedereen onderweg scheen in feeststemming... het was halftien savonds, nog zéker was het niet te laat - wel juist andersom: dit was, wist jonathan zeker, alles by mekaâr, hét ideale moment om daar totaal onverwacht naar binnen te stappen - met dit ene, stevige, onvervangbare broodmes, van zyn moeder, in een mouw van zyn groene trainingsvest.


21.
hy baande zich een weg onder de nat druipende, zogenaamde "schynpoort", waar een soort leger van gele, rode, bruine en gifgroene stadsduiven doende was, een volksvergadering te organiseren. dan doemde daar, voor z'n twee ogen, het sportpaleis plotseling op, die heilige graal! tegen een donkerpaarse lucht... het was er 'n drukte van jewelste, vooral by de uitgangen van het gebouw, en op het voetpad, het fietspad en zelfs op een deel van de autoweg. dit geleek eigenlyk, vond jonathan, alsof de voorstelling zelf misschien al voorby was, alsof het publiek reeds massaal naar buiten stroomde. maar aan diverse jongelieden die 'ie passeerde, vroeg onze held, zo onverschillig als het kon:"is het feest al voorby?"- teneinde dan toch telkens te horen te krygen:"nog làng niet," of ook:"neen hoor, zot!..."
    opmerkelyk genoeg geraakten-'ie vervolgens zelfs binnen zonder dat iemand z'n tickets controleerde. er was wel security, maar die scheen de opdracht te hebben gekregen, de mensen ongemoeid te laten. misschien doordat het reeds redelyk laat op de avond was?
    een ongewoon doffe, luidruchtige basdreun, die het was, als uit een nachtmerrie, weêrklonk gestaâg door de drukbezette hall, langs de stalletjes waar, voor ryen aanschuivende jongelui, humo-t-shirts werden verkocht, en posters van kamagurka en gummbah. ook de trappen daverden. eenieder die hier rondhing, scheen zich best wel te amuseren, in lacherige conversaties gegrepen - maar tegelyk bléven ze de indruk wekken, vond onze vriend, alsof hun feest in wezen toch reeds voorby was. alsof die mensen wel iets byzonders hadden gezien - maar daar nu al geen vervolg meer op verwachtten.
    in een flits, zo plotsklaps weêr, meende jonathan druyts, heftig maar dramatisch, helemaal vanboven op de trappen, zyn geliefde, cindie mintjes te ontwaren - als een schicht van liefde en begeren, die als een pyl voelde door zyn weeë onderbuik! "ik wil dood!" dacht 'ie snel. maar: toch niet, het betrof een volstrekt ànder jongmeisje. wel ook blond, wel ook klein, precies zoals cindie, maar voorts volstrekt niet zo innemend, niet zo byzonder als zy...
    na wat zoekwerk kwam jonathan terecht by stoel 80 en 81 van blok 236, de "blauwe zone". het àllerhoogste balkon, en zelfs, binnenin dit balkon, één van de allermeest achteruitgestelde zitstoelen, een goeie duizend meters of meer nog van het podium verwyderd... van hieruit opereren, zou niet lukken... eerst eventjes acclimatiseren, dan maar - ogenblikkelyk daarna moest 'ie tot in de backstage zien te geraken...
    helemaal beneên, op het verre, duister blauw uitgelichte podium, tussen de smoor en de statieven en de monitors en wat dies meer zy, was er dus een optreden gaande van, naar 'ie zag, een zanger, die zich eenvoudig liet herkennen als hetende "admiral freebee". jonathan kende die mens persoonlyk, een kerel van ongeveer zyn eigen leeftyd, maar kaler, en komende van brasschaat, van een schatryke familie. hoe heette die alweêr in het echt... maar, bedacht jonathan, voor die gast - ja: tom van laere, was het... voor hém hadden we dus écht niet helemaal tot hierzo hoeven te komen - die kerel, die had jonathan natuurlyk vele jaar geleden al gemakkelyk kunnen wurgen, doodknypen en/of neêrsteken - in een zekere pitabar op het zuid byvoorbeeld, waar ze beiden vaak kwamen.
     hy speelden-iets van bob dylan - "knocking on heaven's door". eenieder in de zaal brulde de refreinen meê:"knock knock knockin on heaven's door!!..." de overgave, de inleving en zelfs de inzet van die zanger waren slechts matig, maar toch steeg d'r, vanuit dit colosseum, dit stankhol van roofdood, nep-amusement en verderf, een onuitsprekelyk luidruchtig en langdurig applaus voor op...
    intussen voelde jonathan druyts zo heimelyk 'ie maar kon, waar 'ie z'n broodmes nog had zitten; netjes in z'n vest, op de linkerborst. "ik kàn hier niet blyven, ik moet," zo begreep 'ie, "ik moét de backstage gaan opzoeken, - nu meteen!"
    intussen zag onze held het gebeuren, hoe bart de wever, als onvermydelyk, ten tonele kwam. onder een luidruchtig applaus - maar ook onder een soort van fluitconcert, en hier of daar zelfs boe-geroep. bart de wever, zei de presentator - iemand ànders dan guy mortier - bart de wever was tegelyk "man van het jaar" én "lul van het jaar". dat eerste dankzy het programma "de slimste mens", dat tweede omdat 'ie, zei die presentator, op een partydag in bokryk had staan meêzingen met een liedje van K3...
    de gehele zaal bulderlachte, vanboven tot beneên - alsof hiermeê de beste grap ooit was verteld.
    "mja," dacht jonathan grim. "die presentator, da's rob van oudenhoven..."
    hy richtte zich op en begaf zich weêr de oneindige tunnels in, dewelke de hoofdzaal omringden... hy was er nu helemaal klaar voor... nu ging het gebeuren...



22.
hy kwam in één van bars terecht. in een érg uitgelaten sfeertje, dat er hing. en daar had onze held ook niks op tegen, integendeel: zelfs liep 'ie ook zélf, op een ogenblik, tot aan de toog, om daar iets te bestellen -"doe maar 'n duvel..."
    "duvel - dat hebben we niet. beneên wel."
    "goed - doe dan maar een pint."
    "in de bar beneên," zeiden ze, "schenken ze wél duvel."
    "ja maar," zei jonathan geërgerd. "doe dus gewoon een pint!"
    die pint, die 'ie besteld had, werd getapt in een plastieken beker. dus in een beker - maar dan van plastiek. dit was het totàle einde van iédere beschaving. en toch: ook hierom was 'ie in het geheel niet verbitterd. het kon voor hem best. dus niét was het nu zo, beste lezers, dat jonathan druyts, belangryk om aan te kruisen, hier vanavond "wraak kwam nemen op de maatschappy", of zoiets - met dàt soort van misplaatste sentimenten had hy écht niks van doen!
    hy zocht de trappen weêr op, en zag daar, tegen de wand, erg hoog in den hoge, een plakkaat hangen waarop genoteerd:"VIP-RUIMTE".
     uiteraard werd daarmeê niet de échte vip-ruimte bedoeld. het vertrek waar de écht belangryke mensen byeenkwamen, bevond zich ergens totààl elders, veel meer achteraan, aan de achterkant van dit grote, betonnen bouwwerk - en dat vertrek zou zich ook zeker niet op zo'n banale manier bewegwyzerd laten worden. de échte vip, dat was iets geheimzinnigs. maar toch: als vanzelfsprekend bleef jonathan druyts de pylen één na één volgen - waarom ook niet? alleszins schenen ze hem naar een periferie te geleiden, en dat was niet slecht.
    de klassieke houten deur die het was, die leidde naar de gegeven VIP-RUIMTE, bleek op slot; maar opzy daarvan diende d'r zich een lange, smetteloos witte, tamelyk smal gebouwde gang aan, een krom gewelfde tunnel die, geheel achteraan, doorverwees naar een serie toiletten.
    hoe vreemd; d'r was hier, zo zag hy, volstrekt niemand. volstrekt niémand.
    ja: één meisje kwam zyn richting uit, met kleine, witte kop-telephoontjes in d'r oren. maar die verdween direct weer achter zyn rug, naar de trappen. en aldus begaf jonathan druyts zich ten slotte in zyn eentje naar de afdeling mannen-wc's - niet begrypende waarom, want by zyn moeder thuis was hy, alleen al uit verveling, zo vaak geweest, dat hy vast en zeker, zo meenden-'ie, meer dan voldoende had gescheten en geplast om nu de komende drie, vier weken totaal nooit meer te hoeven.
    intussen begon er weêr zo'n basdrum-geluid door de ruimte te bonken, veel erger dan daarjuist - duidelyk het gastoptreden van die band genaamd black eyed peas... "shut up, just shut up, shut up... shut up, just shut up, shut up..."
    hy rende de toiletten naar binnen, en draaide zich langzaam naar de kleine, vierkanten spiegel boven de lavabo. hy bekeek zyn eigenste, magere, lykbleke, helemaal opgefokte aangezicht - en zag meteen daarna, vlak achter hem, een plee-deur opengaan. hy draaide zich om, om dit beter te kunnen bekyken - het klopte, wat hy meteen al had gedacht, met een harde, fysieke schok: wie was het, lezers, die hier nu recht tegenover onze held was komen te staan - het was niemand minder dan guy mortier.


23.
de man, guy mortier, werd getekend door een totaal uniek uiterlyk; zich hierin vergissen, byvoorbeeld door de opwinding, was onbestaanbaar. maar ten derde male vandaag was het onze held ten gemoede, alsof 'ie die ene, zeer welomschreven drug achterover had, in het vakjargon wel 'ns aangewezen als "lysergeenzuur"; iedere porie van die man z'n getaande, perkamenten vel, zo viel te merken, stortte zich pal bovenop jonathan druyts zyn twee irissen, dewelke zich, zo voelden-'t, moesten uitrekken om het te kunnen verhapstukken. in z'n verbeelding was guy mortier zwartharig - in waarheid waren zyn dunne, uiterst warrig krullende, korrelige haartjes, zoals die uit z'n gerimpelde, maanlandschap-achtige schedel groeiden, van een onwaarschynlyk palet van grystinten, hier antraciet, daar lichtgrys als korreltjes van kiezelsteengruis, naar zwart neigend somber grys, naar melkwit buigend muisgrys - "maar," dacht jonathan byna hardop, "ik kan hier niet langer by stilstaan, ik moét handelen!"
    precies op het ogenblik in de geschiedenis toen 'ie, alles by mekaâr juist byzonder snel, het flinke broodmes met z'n rechtse hand uit z'n vest tevoorschyn pakte, vielen zyn twee ogen op die van de ander - en die waren, zag hy nu pas, van een adembenemend zo donkere soort van smaragdgroen - hoewel ze, merkte jonathan, de uitstraling bezigden van een onverwachte diepmenselykheid, levendigheid, kwetsbare authenticiteit. meteen van zodra deze oude, gevoelige bejaarde mens, die die was, dat broodmes boven zich geheven zag, hetwelk op en top gereed was, hem in zyn voorhoofd te zullen treffen, totterdood, transformeerde dit gehele aanschyn zich binnen een fractie van een halve seconde tot - tot wat, eigenlyk? tot een moerasachtig schildery van volmaakte angst. die mens hier voor jonathan zyn neus, had geheel niks met humo te maken, had ook geheel niks te maken met die gelyknamige figuur op de televisie, in praatshows - hy was een sterveling van vlees en bloed en deernis, op dit enkelvoudige kruispunt temidden van de historische tyd ook integraal verstoken van inspiratie - geen grapje makend, geen slimme bemerking opperend, geen reactie naar geen redactie doorsturend; alleen maar waren zyn twee oogbollen opeens krankzinnig groot, en was, op zyn dunne, verrimpelde nek - zo dun als de nek van een kip -, zyn hoofd inmiddels beginnen te bibberen en beven. naar omhoog ziend, keek 'ie jonathan strak aan - maar hy sprak niet, hy deed gewoon helemaal niks - alsof hy al was begonnen met sterven.
    nog meer, nog hoger verhief jonathan druyts zyn broodmes. maar, lezers, hoe merkwaardig was dit alles; die guy mortier, die was toch, hier alles wel uitgerekend, de àllereerste persoon ooit, die in ons was opgekomen, nog half in slaap vanmiddag, toen we op dit idee waren gekomen? sterker nog, ja zelfs: we waren toch eerst aan hém beginnen te denken; aan het voornemen om, vandaag nog, specifiek hém, guy mortier, te zullen aanpakken? ja - en dààrna pas, dat klopte, dààrna pas waren we beginnen te denken in termen van bekende vlamingen meer in het algemeen. pas toén waren we beginnen te bedenken, dat guy mortier toch iets minder geschikt zou zyn geweest; doordat die zogezegd "afgezaagd" zou zyn geweest - maar dat waren voor jonathan, onze vriend, zagen we nu, uitvluchten geweest, laffe smoezen om aan zyn karma te proberen te ontsnappen. dwaasheid - immers: wie kàn er nu ontsnappen aan zyn karma!
    aldus hief jonathan het lemmet nog een kléin beetje hoger...


24.
nog altyd ondernam die sterveling, officieel zodoende, by naam en voornaam, "guy mortier"  hetende, helemaal niks. hy verroerde zich niet, hy verzon geen minste verdediging. dit alles hier ging te vlug, natuurlyk - voor beiden. vermoedelyk was jonathan druyts zich de ganse dag lang, wat heette "onderbewust", enigszins aan het verwachten geweest aan een zekere schermutseling - een geharrewar - en dàn pas die doodslag. daar bleek niks van aan, de tyd stond helemaal stil. en zodoende, vlak voor 'ie wilde doorsteken, voor 'ie wilde oversteken, doodsteken, begon jonathan, tot z'n eigen ontsteltenis, aan een zekere, kortstondige monoloog - eens zo vervreemdend, daar die man tot wie 'ie zich richtte, d'r duidelyk maar bitter weinig van begreep.
    "luister," sprak jonathan. "geloof my, man - ik heb volstrekt niks tegen jou..." en hy bedacht:"op een banaal oppervlakkige manier meenden-ik wel, dat ik hem zogezegd niet kon uitstaan, en zei ik zelfs wel 'ns tegen vrienden, dat guy mortier, eender wie ik daarmeê bedoeld kan hebben, een sukkel was - letter zei ik dan: hy is een nep-autoriteit!" maar deze erbarmelyke, oude, bangige man in het echt: wat had die, in waarheid, wel niet verwezenlykt? - zo'n kolossale brok vlaamse cultuurgeschiedenis... dat zou men toch ook pas kunnen beseffen op zyn graf - dan pas ten volle; humo's rockrally, humo's comedy cup, de zaak "notaris x..." en die gehele, specifieke vorm van humor, van recenseren -"maar," sprak jonathan nog meer, "ik heb... ik heb zeven jaar lang, acht jaar lang, voor de DOVO gewerkt! om daar explosieven onschadelyk te maken! luister nu eens - want hierover gaat het. je weet niet wat er door je kop schiet, op zo'n moment! één seconde duurt een jaar - met zo'n simpel, primitief stukje yzerdraad naar zo'n half uitgegraven landmyn - zelfs een soort kernbom heb ik ooit wel 'ns eigenhandig ontmanteld - op het eind van zo'n dag weeg je vyf kilo minder!! en denk je... denk je dat er ooit iemand voor my heeft willen applaudisseren?? he?? hoeveel mensen hun leven heb ik niet gered - en waarvoor?? voor 'n schouderklop, in het beste geval!! voor de slappe, laffe handdruk van een jaloers collega!! maar nooit één keer in het nieuws, nooit één keer in de humo ook niet!! of de standaard!! nooit zelfs maar één keer op jambers!!..."
    dat kleine mannetje dat hy zo aansprak, scheen een zéér kleine buiging te willen ondernemen - duidelyk voortgedreven door ons instinct, lezers, dat ons, in regel, in tyden van nood, tot spontane foetushoudingen wenkt; ineenkrimpen - om te incasseren. maar: het momentum was weêr voorby. nu snapten-'ie die uitdrukking: dat een "momentum", effectief, "voorby" kon zyn...
    onverhoeds, zoals men dat heet, draaide jonathan druyts zich helemaal om, het broodmes nog steeds in den hoge - als leidde dit keukengerief, dat het was, een eigen bestaan, als renden-'ie dat mes gewoon achterna.
    daar kwam nog een dérde persoon hier binnen gestapt. byzonder herkenbaar - hoewel, van dichtby, een beetje dikker, een beetje meer pafferig dan jonathan dit zich zou hebben voorgesteld. in de deuropening, in het koortsachtige witte licht der TL-buislampen, reeds grypende naar zyn rits, maar nu waanzinnig hard opschrikkend, volstrekt in angst, taalloos naar jonathan naar omhoog tuend, was dit, beste lezers, luid en duidelyk bart de pauw die hier zyn opwachting voltrok.


25.
de man zei helemaal niks. alleen riep hy één keer uit, zeer luid:"help??", en daarna echt niks meer. hy schudde zyn ronde hoofd, dat wel nog. hy had, zag jonathan, een vreemd, zachtaardig voorhoofd, met daaronder de meest prachtige, diepblauwe ogen, zo argeloos als die van een schooljongen, niks minder. de stakkerd! die snapte natuurlyk totààl niet wat hier gebeurde.
     "je bent een dikzak!" zei jonathan druyts. en hy sprak nog meer:"waarom ben je naar hier gekomen! waarom!"
    geen antwoord.
    natuurlyk niet!
    "zocht je de vip-ruimte! he? welnu," sprak jonathan, "die vips, die zitten niet hiér!"
    ten slotte sprong hy de man eenvoudigweg te lyf. groot was die niet, en sterk zag die er ook helemaal niet uit. en trouwens ook totaal niet alert. met het broodmes begon jonathan druyts aanstonds de meest gruwelyke dingen uit te voeren - al waren het toch dingen, wist hy, waar messen zoals deze voor werden gefabriceerd; snyden, hakken, steken. en doorsteken. in stukken snyden, voortsnyden, en doorhakken. en opnieuw doorsteken.
    eerst, in den beginne, stak hy een oneindig aantal keren van boven naar beneên - dat ging eigenlyk vanzelf, en dat bezorgden-'m wel degelyk een grote kick. maar eens die beweging was uitgeput, stak jonathan het mes diametraal elders, helemaal van onderen, tussen die dikzak zyn twee benen, die waren gestoken in een stugge blauwe jeans.
    "je bent een dikzak! een dikzak!"
    hy kon niet meer stoppen met steken en snyden - al ging het meteen reeds niet meer zo gemakkelyk.
    "en je hebt je," sprak hy nog, "je hebt je niet geschoren!!"
    hy riep nog meer:"een mens moet zich scheren!!"
    vanaf diep in die lammerik zyn dikke onderbuik, sneed jonathan het mes nu helemaal naar omhoog, precies zoals 'ie het zich vanmiddag nog had ingedroomd - al viel het tegen hoe moeilyk dit was; die dikkerd viel tegen de grond, op zyn rug - en het lemmet brak in tweeën - kràkkk! zo vlug al!
    "aaarhhhhhhh!!!! aaarrhhhh - uhhhh!"
     dat sprak die bekende vlaming, die 'ie was. hoestend en brakend - niet eens meer proberend, nog overeind te geraken.
    onze vriend kreeg een trap tegen zyn kop - dat was, wie anders, guy mortier. die was, klaarblykelyk, weêr enigszins by positieven?
    maar wat hierzo, met die dikke bart? hoe stond het dààrmeê? was die dikke bart, vroeg jonathan zich dringend af, was die dikke bart nu dood, zoals die hier lag? of nog niet?
    dat viel niet uit te maken...
    maar: waarschynlyk wel, jawel...
    ja - zeker en vast was die dood!!...
    "jullie wereld," sprak jonathan. "jullie wereld is helemaal nep!" en hy sprak nog meer:"dus als ik dit niet doe - wie dan wel?"
    hy wilde nog méér dingen zeggen, aangrypende dingen, ontroerende dingen; hy wilden-'m zyn eigenste levensverhaal vertellen, vanaf zyn geboorte tot nu - maar: hy kon op weinig komen. hy stond daar maar te bibberen.
    "vroeg of laat," sprak jonathan dan toch, "vroeg of laat nemen ze jou toch te grazen... dat staat in de sterren, voor mensen zoals jy... je dénkt," sprak hy op goed geluk, "je dénkt dat je populair bent - maar dat is niet zo..."
    die arme, jammerlyke guy mortier, die oude man! die renden-intussen - neen; die strompelde, die kruipelden-intussen langs de metalen wc-deuren terug naar buiten...
    "weet je wat..."
     stotterde jonathan alsnog.
    maar die bart, die verroerde zich écht niet meer...
    die ademde niet meer...
    "ik heb hier ongelooflyk veel spyt van," stamelde jonathan. en hy hernam:"ik heb hier veel spyt van!"
    dan maakten-'ie zich uit de voeten.

26.
pas nu begon jonathan druyts, naar 'ie dit zelf bemerkte, niet zomaar wat te bibberen, maar werkelyk effenaf te daveren - z'n voetzolen veerden van de grond, z'n gehele eigen lichaam voelden-'ie tot een geraamte worden, hetwelk spastisch weg en weêr schudde. vooral z'n nekbeen was erg! dat sloeg op hol, alsof 'ie op het puntje stond, te zullen gaan ontploffen. en toch bewoog 'ie zich vooruit, of achteruit, soms ondersteboven, altoos door die lange, ziekelyke, moordend witte wandelgangen, zonder dieptezicht, zonder enig vooruitzicht.
    maar soms passeerden-'ie een paar mensen, en die keken dan toch, vreemd genoeg, totaal niet naar hem om... die maakten grapjes, die droegen hun t-shirt van kamagurka; die zeiden dingen tegen mekaâr zoals:"wil jy een hamburger..." ze zàgen hem wel - maar: verder hadden ze blykbaar totààl nergens een idee van... wat gek - het was toch aan hem te zien? ze moésten toch aan hem kunnen zien, dat 'ie helemaal bezig was met kapot te gaan?
    en toch, op deze manier geraakte jonathan weêr tot by die trappen. diezelfde trappen als die van daarstraks. hy begaf zich terug naar die zogenaamde "blauwe zone". zyn eigen, precieze zitstoel, die vermocht 'ie niet meer terug te vinden - te "blurry"; maar: inmiddels waren d'r meer stoelen leêg dan bezet. dus in zekere zin opgelucht, zy het verkreukeld als een patiënt, zo gooiden-'ie zich zomaar ergens neêr - als op een brancard...
    "gaat het?" vroeg iemand. een marokkaan was het.
    hy wilde zeggen:"ja... jawel..."- maar daar slaagden-'ie niet in.
    vanzelf geraakte z'n hoofd op zo'n manier naar opzy gekanteld, dat 'ie weêr zicht kreeg op, diep beneên hem, in die felle, schroeiende lampen, dat kleine, verre podium. nog steeds was daar dat optreden bezig van black eyed peas. op de radio had jonathan die groep wel kunnen pruimen - maar wat dat volkje hiérzo nu uitspookte... hoe kon dit! dit was, begreep jonathan, het àllerslechtste muziekoptreden àller tyden - en iedereen wist het!
    "myn grootste fout ooit," dacht jonathan, "is dat ik die mens nu wel vermoord heb, aan flarden gestoken, goed gedaan - maar: hoe jammer, wat een vergissing!, dat die moordaanslag zich heeft voltrokken: in het verborgene! de bedoeling was toch," zo begreep 'ie gevat, "de bedoeling was toch dat het zou zyn gebeurd met alle mogelyke camera's erop? en alle denkbare toeschouwers van de wereld..."
    hy kon wel huilen als 'ie daarover nadacht...


27.
was het dààrom, beste lezers, dat er nu zo weinig gebeurde? dat muziekgroepje, die black eyed peas, of hoe anders dat heette - dat zag er ook zo banààl uit - "hoe kan dit," bedacht jonathan bitter. "hier nu, vanavond, spelen ze top of the bill, en zyn ze zogezegd hot - maar: ik geef het die toeschouwers hier op een blaadje: binnen een jaar of tien bestààt dat groepje niet meer, en betekent die muziek ook al jarenlang niks meer." snapten-'t publiek dit dan niet?
    wel, misschien snapten de mensen het wél, want de zaal scheen langzaamaan leêg te lopen...
    maar waarom was er geen alarm afgegaan? waarom was er niet reeds een halfuur geleên, een legertje politie-agenten de zaal binnengestormd, om iedereen te fouilleren - om iédere verdachte van de karwats te komen geven? hoe surreëel - wat een rare bedoening...
    geleidelyk aan, terwyl de spasmen die door zyn lyf trokken, veeleêr nog érger schenen te worden dan af te nemen, geraakten-ook zuiver geestelyk onze vriend alsmaar meer verpletterd... als 'ie zo slim was geweest, begreep 'ie, om zyn moordaanslag, zoals ook de bedoeling was geweest, op het podium te hebben doen plaatsgrypen, in de volle spotlights; in dat geval zouden de agenten, die hem te lyf zouden zyn gesprongen, deel hebben uitgemaakt van een spektakel, eender wat ze deden - dwz eender of ze hem ter plekke doodgeramd zouden hebben, of of ze hem liever netjes naar een gevangenis zouden hebben getransporteerd. heden evenwel, gold dit volgende: nét zo obscuur als die moord op bart de pauw had plaatsgegrepen - nét zo afgryselyk stond het vooruitzicht op gevangenschap onze vriend nu tegen. daarjuist nog was 'ie zo vry als een vogel; daarjuist nog kon jonathan, onze held, eender wanneer 'ie maar wilde, naar de nachtwinkel, of naar tokyo; hy kon zyn moeder bezoeken, op café gaan, iemand opbellen wanneer 'ie maar wilde - maar: dat was nu allemaal kapot. dat was nu allemaal gedaan, voor altyd. nog één minuut, nog één halfuur misschien: en dan was het allemaal voorby. en dan zag 'ie, voor de rest van zyn leven, alleen nog de strakke, grauwe binnenkant van het suffe, mottige, slepende gevangeniswezen. tussen andere gevangenen, van 's morgens tot de volgende dag opnief helemaal 's morgens. zeven dagen op zeven, het ganse jaar door. ook met kerstmis, met pasen. zelfs met onze-lieve-heer-hemelvaart... hoe kon dit! en waarvoor? waarvoor toch was dit moeten gebeuren! wat was zyn bedoeling geweest!
    hy betrachtte zyn nekbeen tot kalmte te manen. hy probeerde zich een houding aan te meten die misschien , met wat geluk, énigszins aan zitten zou kunnen doen denken - in plaats van zo schuins, zo halfondersteboven te hangen zoals 'ie deed... en dan zag 'ie inderdaad een gehele battery van agenten, die het waren, zyn richting uit komen gerend, met gummiknuppels en met geheven pistolen...


28.
dat het die agenten menens was, dat die ook zélf helemaal angstig en radeloos waren, bleek aan geen twyfel onderhevig. ze droegen geheven machine-geweren en speurden als gek rond zich, hier en daar een toeschouwer van zyn stoel trekkend, hem afsnauwend, hem plat op zyn buik op de grond gooiend, en dan bovenop hem gaande staan.
     algauw kwamen die agenten met zyn allen,- met een stuk of twaalf waren ze -, rechtstreeks op jonathan druyts afgesneld - aan wiens aangezicht ze natuurlyk gemakkelyk, zelfs in het donker, vermochten af te leiden, in hoeverre die ze zag vliegen. bovendien begonnen ze hem met een fel, schitterend wit licht recht in zyn twee ogen te schynen. onze held keek weg, om zyn gezicht te verbergen - en zag meteen hoe er, vlak naast hem, een kleine, zeer donkere marokkaan, die het was, overeind veerde - onderwyl die zyn zwarte, lange muts over zyn kop trok. zo rende die ineens weg, springend langs alle stoeltjes. "daar!!" riep een agent. "daar!! die gaat rennen!!" "pak hem!!" "daar - pak die marokkaan!!"
    "verdomme," begreep onze held stomverbaasd. "ze willen niet my, ze willen die marokkaan... allen achter die marokkaan, gaan ze aan - en... en my laten ze zitten??"
    inderdaad was die gehele bende flikken op slag weêr verdwenen.
    en enige tellen daarop, lezers, maakten de laatste toeschouwers hier in den hoge, zich los van hun zitplaatsen: om zich gestaâg naar diezelfde uitweg te begeven, als langswaar dat legioen agenten was verdwenen. "jy 'n hamburger?" hoorden-'ie iemand van die gasten opperen. waartydens jonathan zyn kans schoon zag, te proberen te doen alsof 'ie deel uitmaakte van die groep. met onuitsprekelyk veel moeite kwam 'ie weêr recht. z'n knieschyven zo erg daverend, dat 'ie niet eens meer kon stappen. de man van die hamburger passeerden-'m, en zo, op hoop van zegen, liet jonathan zich pal bovenop dié persoon neêrvallen - om die zo, als een dronkaard, aan z'n schouders te komen te hangen, zoekend naar steun.
    "hé zeg!!" riep die kerel, en duwde jonathan met een klap van zich af. "homo!"
    "niet erg," bedacht jonathan. "toch wél blyf ik overeind staan..."
    en ja: alleszins slaagden-'ie erin, lezers en lezeresen, om zich op deze manier, handig tussen die anderen geborgen, een weg naar de uitgangen te banen - als waren-'ie inderdaad één van hen.
    na de oneindige trappen weêr beneên gekomen, liet 'ie zich eerst, meer toevallig dan berekend, maar toch wel met de bedoeling om niemands aandacht te trekken, naar een roadshop worden geleid - "ja?"  vroeg een blondine die daar werkte. "doe... doe my maar een t-shirt - van kamagurka..."
    een serie politieagenten met mitrailleurs snelde langs hem voorby. één van die mormels wierp een gestrenge blik op jonathan. levensangstig keek deze terug. dan zag die agent het gebeuren, hoe onze benauwde vriend, precies op dit moment, zo'n t-shirt kreeg aangereikt, extra large - en vervolgens liep die agent verder. "dankzy humo staat hier geen andere onzin."
    tien minuutjes later hooguit, wist jonathan druyts zich weêr buiten. buiten, dwz uit het gebouw. het regende, het hagelde zelfs. vanaf de schynpoort, waar een zwaailicht zwaaide, tot juist waar 'ie zich ophield, hier aan de uitgang, meldden er zich slierten van combi's aan, wél met koplampen en walkie-talkies die overuren deden, maar zonder dat byvoorbeeld hun sirenes een kick gaven... dus feitelyk was het rustig - ja, byna sereen was het. d'r liepen wel ook, overal, agenten in de rondte - maar geen enkele van de voetgangers die hier toefden, scheen te worden tegengehouden. een vrouwelyke agente was druk bezig, in een walkie-talkie te roepen, maar dan volstrekt onverstaanbaar.
    die combi's nu alle trotseren, door ze te passeren, was toch wel wat link. derhalve begaf jonathan druyts zich naar elders, naar de slachthuislaan of zo. zodat hy vlugger kon afslaan. en voordat wy d'r erg in hadden, had onze doldrieste superheld die 'ie was, het integrale tafereel weer àchter zich; de moord, de locatie, de klopjacht - het alles, lezers, was alreeds voorby.


29.
het regende, het hagelde. en wel zo vreselyk, lezers, dat jonathan druyts meer het gevoelen had dat 'ie aan het wegzwemmen was, dan aan het vooruit-strompelen of manken. toch kwam het, op een ogenblik, als een merkwaardige verlossing tot hem, te mogen bemerken waar 'ie intussen was aangeland; geheel intuïtief had onze held zich, met zyn laatste krachten, naar het zogenaamde lobroekdok begeven, welk zogenaamd schuildok voor lichters en kleine vrachtschepen, voor jonathan druyts altyd al een favoriete plek was geweest om te vertoeven. kreeg 'ie, nog als een kind, wel 'ns last van een driftbui, of anders, zoals ook wel 'ns gebeurde, van een onvermoede golf van melancholie, dan nam zyn eigen vader hem steeds meê naar hier, als naar een enige uitweg in de voorts overal zo claustrofobe betonstad.
    en ja, ook vannacht lagen de wateren d'r helemaal prachtig by - stormachtig en vervaarlyk, pikzwart en luguber, dat zeker; maar voorts, zag 'ie, op een prachtige manier bygelicht, als gekaderd door reeksen warme, gele lampen, integraal gedrapeerd langs de schier oneindig lange brug van de antwerpse ring, aan de einder. onder zyn voeten groeiden-er onkruid, brandnetels veelal, hier en daar zag 'ie ook de meest prachtige, drassig stuk geregende, heftig geelkleurige paardenbloemen hem begroeten.
    zyn moeder had gelyk gehad: het idee om een bekende vlaming te zullen vermoorden, "liefst," zoals 'ie er altyd had bygezegd, "liefst vandaag nog,"- dat was een extreem slecht plan geweest van hem. zonder overdryven, het slechtste plan dat hy ooit had bedacht. en zyn moeder en zyn broêr hadden gelyk gehad daarstraks, toen zy er alles voor over hadden gehad om jonathan, zoals die eraan toen was, zolang mogelijk op hun appartement vergrendeld te houden. zyn moeder had hem letterlyk gezegd:"de politie gaat daar niet meê kunnen lachen!" "welnu," dacht jonathan bitter, "liefste mammie - verdomd, alles by mekaâr was dat nog een serieus understatement van je..."
    wat bleef er nog van hem over? vroeg of laat zouden ze hem te pakken krygen, dat was zeker. niet vandaag, dan wel zeker morgen, of anders volgende week. en dan, wat dan? dan was het allemaal gedaan voor hem. goed mogelyk zou hy zelfs worden onthoofd - op de grote markt van brussel. zulke dingen werden niet meer gedaan, maar de wet veranderde naar gelang de omstandigheden, zelfs de "grondwet".
    en trouwens wat, zo begreep hy nog meer, wat als hy niét - ja: wat als hy nooit zou worden gevangengenomen? ook dan waren-'ie voor altyd een verdoemde. voor altyd zich helemaal opgejaagd te weten, als een door jachthonden opgejaagd jachtkonyn - nooit één keertje rustig slapen, nooit één keertje rustig ontbyten; maar àltyd door het raampje gluren, kyken of er niemand aankwam - om àltyd 's nachts wakker te schrikken, by iéder minste geluidje dat zich voordeed.
    d'r gebeurden-iets merkwaardigs: enerzyds kwam er wel degelyk een zeker plan in hem naar omhoog geborreld, een idee om hieruit weg te geraken; maar anderzyds, lezers, was hy er tegelyk meê doende, er een eind aan te maken. hy bedacht:"ik moet zo snel mogelyk by buckie zien te geraken... waar is die? die is in pas-de-calais, nog geen drie uurs hier vandaan." maar exact tegelyk was onze arme held ermeê bezig, zyn twee voeten in het kanaal te steken. vrieskoud yswater en zuigende modder zeiden hem gedag. hy bedacht:"buckie, die zal my moeten redden... net zoals  die klootzak, die hy is, die anderen gaat redden - ik zal hem betalen! die syriërs, of die hongaren, of vanwaar kwamen ze - die gingen toch, wist jonathan, als verstekelingen naar engeland worden gevaren? welnu," begreep hy nog meer, "ik ga met ze meê - ik ben ook zélf een transmigrant!" maar: dit amper volledig uitgedacht hebbende, sprong hy opeens, met heel zyn gewicht, in het vrieswater. in het pikkedonker. modder en yskoud water vulden zyn mond, zyn neusgaten. ogenblikkelyk ging 'ie volmaakt kopje onder. hy geraakte niet meer terug boven.

30.
heel eventjes kwam onze held, jonathan druyts, dan toch weêr boven water, tot juist aan zyn neus; niet omdat hy dit wilde, maar omdat de dingen vanzelf zo verliepen. met zyn twee ogen aanschouwden-'ie de nat glinsterende verlichtingen bovenop de verre brug, en ook de koplampen der vrachtwagens die langs die brug voorby-reden; maar daarna zonk 'ie weêr onder, dieper nog dan tevoren. de zwaarte van het modderige yswater, zo koud als een industriële diepvriezer, bleek hem, als met kwaad opzet, dieper en dieper met zich meê naar beneên te zuigen, net zolang totdat 'ie zich voelde neêrzakken op de bodem, voor een deel zelfs in de bodem. hy was er klaar voor om, zo op de valreep, zyn eigen, integrale bestaan nog in sneltempo te zien voorbyflitsen, zoals dit toch placht te gebeuren in dit soort omstandigheden; "als waren-'t een film, je hele leven nog eens bekyken..." maar neen, lezers; zelfs dàt soort van afscheid scheen er niet meer van te zullen komen. hy kwam horizontaal in de bodem van het kanaal te liggen, ingevroren gekortwiekt als een volstrekt levenloze visstick. nu nog rap, vol van dit tragische begeren, aan cindie, zyn geliefde willen terugdenken? ook dat lukte niet meer. hy was definitief bezig met doodgaan - wat niet alleen voor hemzelf goed jammer was, maar ook voor de integraal geschiedenis van de vlaamse litteratuur. hy was, wat heette, een "held van onze tyd", en de feuilletons waarin hy voor ons de hoofdrol speelde, die waren voor ons, behalve spannend, op een ongrypbare manier toch ook altyd, om het zo te stellen, leerryk geweest. zoals jonathan, als de mens die hy was, doodging hier in het water, precies op diezelfde manier begon hy nu ook als een personage hememaal op te lossen - in zinsbouw, in letter-volgorde, in krachteloze leestekens op het bedrukte papier - vaarwel!
    maar toen gebeurden-er iets vreemds - het eerste écht vreemde iets, dat vandaag plaatsgreep - daar alle voorgaande bezigheden telkens toch min of meer gepland waren. hy voelde in zyn broekspyp iets naar binnen kruipen - het kon niet anders, lezers, of het was een rivierpaling, welke vissoort hier inderdaad rondzwierf. de paling, of was het een zeer lange, zeer glibberige dunne snoek, worstelde zich verder en dieper nog in zyn kleêren naar binnen - op zoek naar warmte? te vreemdsoortig was dit voor woorden - maar algauw was dit gladde beest langs zyn linkse, pynlyke knie tot aan zyn billen gekropen, en dààr begon die paling inmiddels, zo geleek het, naarstig en geconcentreerd, alsof 'ie ervoor gestudeerd had, aan jonathan zyn poepgat te knabbelen, niks anders. hy was aan het doodvriezen, hy was bezig te stikken - maar: dat knabbelen aan zyn kont was véél erger nog - paradoxaal genoeg kriebelde het zelfs ook ondraaglyk. om dit welhaast ongerymde gegeven nu maar gauw kort te sluiten: om aan die gedurige, ondraaglyke marteling, die vissenbek in zyn teêre vel, toch maar te trachten te ontkomen, verhief onze held zich dus toch nog, ondanks alles, opwaarts - na al die vele, eeuwigdurende minuten van sterven; hy reikte zyn hand uit - en twee vingers van die hand, zyn rechterhand, kwamen toch nét weêr boven het oppervlak uit, tot juist aan het fel beregende wateroppervlak.
     een man in een regenfrak die daar passeerde, wist jonathan by de hand te grypen, en weêr aan land te trekken  ook - en dié mens, door wie jonathan werd gered, die heette, naar we dit weldra aan de weet zouden komen, "servais" by zyn voornaam - en by zyn familienaam "verherstraeten".


31.
de in wezel geboren, christelyk georiënteerde politicus servais verherstraeten, zoals die was geheten, had vandaag, 12 maart 2010, een tamelyk zware, maar toch vooral erg aangename dag achter de rug. eerst was hy urenlang aan het vergaderen geweest, en wel met de eerste minister, yves leterme in eigen persoon - diens regering heette inmiddels "leterme II", en vreemd genoeg: om één of andere, onzegbare reden, zo vond servais verherstraeten, ging er van die term, van die "II", die het was, iets heroïsch uit, iets van een volstrekt nieve uitdaging. vervolgens, in de late namiddag, was er in het brusselse senaatsgebouw de voorstelling geweest van zyn eigenste analyse van de voorbye verkiezingen - de titel voor die studie, had servais zelf gekozen:"verliezen doen we samen. opnieuw winnen ook." eêr op de dag had 'ie aan yves leterme al simpelweg gezegd, in de grond zeer opgetogen te zyn over de beëindiging van hun kartel met de nva. van dat kartel, sprak 'ie, was hyzélf, dwz servais zelf, wel de fractieleider geweest - maar toch had hy die constructie als iets schadelyks ervaren; van meet af aan, doch iedere dag des te erger.
    na die persvoorstelling, die het was, hadden twee jongemannen van een aanverwante politieke fractie hem uitgenodigd om nog wat verder te feesten - "zou je ons niet willen vergezellen naar het sportpaleis - voor de nieuwste live editie van humo's pop poll?" net als bart de wever, stond ook servais verherstraeten in dit weekblad genoteerd onder de noemer "lul van het jaar" - evenwel een pak lager dan zyn collega, namelyk op nummer 9. "een reden temeer om met ons meê te komen," aldus die twee fractie-assistenten. "namelyk om aan die mensen ginder te laten zien," zo lachten ze, "dat je wel degelyk gevoel voor humor hebt." met die opzet was servais het niet eens - hy wilde wel met ze meê - "maar dan niet uit politieke berekening, maar gewoon voor het plezier," was zyn lachende conclusie geweest.
    zyn chauffeur wilde hem tot ginder brengen - "laat maar... dit is," zei servais, "dit is 'n privé-zaak, ik zal myn plan wel trekken." hy zou wel, was het idee, hy zou wel meêryden met die twee hier, dwz met die twee assistenten.
    in de buurt van het befaamde sportpaleis, ten slotte, waar dit gezelschap na een goed uur was gearriveerd, hadden ze nergens enige parkeergelegenheid gevonden, zelfs niet diep in deurne. die assistenten betreurden dit ten zeerste - sowieso, zeiden ze, was het al veel te laat, goed mogelyk was het feest zelfs al helemaal voorby. "stappen jullie dan maar uit," zei servais. "ik zal zelf de wagen verderop gaan parkeren."
    en zo was het dus gekomen, o lezers, dat servais verherstraeten in de buurt van het lobroekdok verzeild geraakte. hy wachtte nog een goeie twintig minuten, tot de ergste slagregen zou zyn bedaard - er intussen wél een beetje spyt om gewaarwordende, niet toch maar gewoon naar huis en haard te zyn getogen, zo druk als het de voorbye dagen weêr was geweest. met een weêmoedige zucht stapten-'ie uit, nam een paraplu uit de koffer - en trotseerde het onweêr.
    hy passeerde de noorderdokken. hy dacht nog:"hoe is dit in 's hemelsnaam mogelyk, zo verwaarloosd als die er byliggen - wie is hier de bouwmeester? hoe kàn zoiets, anno 2010?" voorzichtig begaf 'ie zich een weg door de natte distels, er goed op lettende niet te zullen uitschuiven. en toen ontwaarden-'ie, in de betrekkelyke verte, een schimmige figuur die naar hem toe kwam. deze figuur stapte eerst làngs het water, maar daarna opeens nààr het water - en daarna, ter besluit, op een rustige manier, helemaal in het water. ja: daar was een mens in het water gestapt - en kopje onder gegaan bovendien - om nooit meer terug boven te willen komen.
    ogenblikkelyk zette servais verherstraeten het op een rennen - fel hopend, alsnog het verschil te kunnen maken. dwz: hy rende dwars door de modder het grimme dok tegemoet, gelovend dat hy onze held, jonathan druyts, alsnog van diens gewisse verdrinkingsdood zou vermogen te redden.


32.
zo was het gekomen dat, een halve minuut later, onze hoofdheld, jonathan druyts, languit en plat op zyn buik op de oever was komen te liggen, ademend in de zwarte modder, zyn vingernagels ook diep in die modder.
    "wat te doen?" dacht servais verherstraeten koortsachtig. met hoeveel moeite niet, lezers, had hy, met gevaar voor eigen leven zelfs ook, die snuiter uit het yswater weten op te vissen? maar wat nu? dat scharminkel, dat het was, naar zyn auto proberen te dragen? om dan over te brengen naar een hôspitaal? neen, niet haalbaar; "dat chique, kraaknette voertuig is niet van my, maar van die twee fractie-assistenten... terwyl dit slachtoffer hier voor myn neus, dat is van stinkende modder doortrokken, van slyk en smerig yswater, van algen en vieze wieren - smeriger nog," dacht hy nog, "'the creature of the black lagoon'!!" (vanuit litterair oogpunt was dit  wel, gaf de schryver dezes toe, een minder waaschynlyke vergelyking; daar zo iemand als verherstraeten toch met zekerheid niet vertrouwd zou kunnen zyn met een cultfilm-personage als "the creature of the black lagoon"?; maar anderzyds: de lezers konden dit volgen, als ze het wilden, en ter besluit mocht een gemiddeld politicus ook zeker niet worden onderschat wat betreffe zyn culturele bagage...)
    diep hurkend neêrgebogen onder zyn eigenste kromme, sidderende paraplu, dewelken-'ie op de grond had neêrgezet, pakte de cd&v-politicus, die 'ie was, zyn smartphone uit de binnenzak van zyn overjas, van plan een ambulance te bellen - al heette, in dit barre onweêr, zelfs dié onderneming  ronduit tegengesteld aan lollig. zyn natte vingers rilden, de slagregen droop in zyn ogen...
    ondertussen kwam jonathan druyts weêr een béétje by positieven. hy draaide zyn gezicht van de grond weg, voor meer ademlucht - en begreep onmiddellyk de identiteit van die kortharige, niet zo erg grote, bedryvige mens bezyden hem - dat was, natuurlyk, servais verherstraeten - hoewel: wat deed die mens dan hiér? op dit uur in de vroege nacht?
    meteen daarop ontwaarde jonathan die smerige rivierpaling ook ineens. die kwam uit zyn linkse broekspyp weêr tevoorschyn gewenteld... en dat gaf onze held een schok, door dewelken-'ie opveerde...
    hy draaide zich nog meer om. al doende, stootten-'ie een reutelend kreungeluid uit; "gaat het? hou vol!" sprak servais verherstraeten meteen, onverdroten voort-prutsend aan zyn telephoon. "hou vol - ik bel u een ambulance!..."
    "niet - doen," dacht jonathan, eêr krachteloos. "niet - niet... doen..."
    en die slang glipte terug in het water...
    immers, lezers, jonathan druyts begreep dit volgende, hier alles by mekaêr: er was, tot dusverre, nog steeds niks verloren... toch niet écht... hy was aan die agenten ontsnapt, hy was aan zyn onmiddellyke doodstraf ontsnapt... en nu dus ook, zagen we, lezers, aan zyn zelfmoord was 'ie ontsnapt. dus - wat stond hem te doen? een zeer uitgebreid voornemen kwam hem voor de geest: hy moest op jacht naar dat pryzen-geld van zyn moeder, die de staatslotery had gewonnen; want dààrmeê moest hy dan naar frankryk zien te verdwynen, vannacht nog; om vervolgens, naar 'ie dit berekende, op die overzetboot te zien te geraken, die vissersboot van zyn beste vriend, buckie - dàt zou misschién nog integraal mogelyk zyn, zo snapten-'ie. "zodat ik dan elders, in engeland wellicht, een nieuw leven zou kunnen aanvatten - niét in londen of zo, maar in een dorpje, liefst ergens in de bossen!" ja: dààr kon jonathan zeker nog voortleven, als een rivier-visser naar wie niemand omkeek - en zelfs, zo bedacht 'ie byna ontroerd, zélfs zou het,- met véél geluk, dat welzeker -, zélfs zou het misschien nog haalbaar zyn om... godlof!... help, onze held!... om ook cindie daar naartoe te laten komen? ja, optenief met dat pryzengeld van zyn moeder... als onder een gedurige bliksemschicht, zo trefzeker en helder, maar ook zo vluchtig, zag die arme jonathan druyts dit volgende plotseling voor zyn twee oogbollen helemaal uitgetekend: een blokhut in het zogenaamde lake district, en hyzelf die daar dan, in een los plooiend ruitjeshemd getogen, in de voortuin van die blokhut, een schuins groeiende kastanjeboom stond om te hakken - onderwyl cindie hem aankeek vanuit de deur-opening; en - god! godlof! mét zelfs een kleine baby op haar twee armen - hààr baby, maar ook zyn baby was het - dwz hun baby!- een baby van hun met twee!!
     nooit eêr in zyn leven had jonathan zo'n droom gehad...
    maar: die servais verherstraeten, die hier was, die was dus van plan, een ziekenhuis te gaan opbellen. zelfs was die gozer daar al meê doende - "alstublieft, een spoedgeval, een drenkeling - hy is byna verdronken!"- hy vroeg aan jonathan:"hoe héten deze dokken?"
    neen! begreep jonathan slap. dit mocht nooit gebeuren!...
    "aan het sportpaleis!" sprak servais nog meer in zyn telephoon. "kom ons hier vinden, wy wachten op jullie, hier in de regen - aan die dokken, vlakby het sportpaleis!"
    "ik... ik dàcht van niet," zei jonathan druyts. en met een soort van oerkracht, die het was, drukten-'ie zich geheel en integraal terug overeind. hy greep naar zyn eigenste, naarstig bezige redder, en geraakte tot juist by diens kraag - een kraag met een das, een philosophische versie van mister bean; "wat - wat doe je!!" riep servais verherstraeten verschrikt.


33.
doordat hy guy mortier zo erg aan het schrikken had gebracht, en meer nog doordat hy, meteen daarop, zonder d'rby na te denken, bart de pauw om het leven had gebracht, daardoor was er onmiddellyk dààrna, vanwege het gesternte zelf, vanwege het karma der dingen, een offer van hem gevergd; een teken van boete, als een middel tot verlossing; en jonathan druyts, die véél was, maar geen lafaard, die had zich bereid geweten om dat gevergde offer meteen te presteren - immers: was hy niet vrywillig in de dokken gesprongen, waar hy anders net zo goed had kunnen wegvluchten? - byvoorbeeld, om te beginnen, naar zyn moeder? dit had zyn moeder hem ooit, lang geleên, letterlyk op zyn hart gedrukt, herhaaldelyk:"zelfs als je terugkomt van een moord, zal ik je altyd nog by me binnenlaten." dat was moederliefde - wat kon je dààr tegen?
    maar: toen was er die slang geweest, die als een glibberige gezant van de duivel zelf, aan zyn kont was beginnen te knabbelen - en toen was daar die verdomde servais verherstraeten opgedoken, die tjeven-leader; om jonathan te redden - maar vooral, wat nog meer is: om jonathan zyn plaats in te nemen. want dàt, lezers, was van het christen-zyn de harde kern: jezus christus liet zich aan het kruis worden vastgespykerd - om als zodanig onze zonden met zich meê te nemen; zo gemakkelyk was het eigenlyk. het was een soort van coupon, die je kon inwisselen. zolang je maar aan de juiste kassa stond.
    hy trapte die brave goeierik naar het water, net zolang totdat die er, al spoedig, zydelings maar met zyn voeten eerst, helemaal in wegrolde. de palingen achterna. die goeie sukkel die 'ie was! hy probeerde d'r zeker weêr uit te komen - maar: onze held trapten-'m kopje onder. hy trapten-ook zodanig hard, ook op de man zyn tien vingers, dat die algauw, op den duur, van de oever weggleed, languit. hy kwam weêr een beetje naar boven, maar dan trapte jonathan hem optenief helemaal kopje onder. de man gleed verder weg - misschien wilden-'ie nog betrachten, tot aan de overkant te geraken? zoals de slaven eens, lang geleên, de jordaan wisten over te steken... maar: té hoog gegrepen, was het! nog nét binnen jonathans armbereik, ging de bekende christelyke politicus finaal kopje onder. en zyn plastron, die eerst nog eventjes naar boven kwam, zonk hem achterna.
    "goed," bedacht jonathan, zo rustig als hem dit maar gegeven was. inderdaad, dacht hy kalm, inderdaad was het hem ten gemoeden-alsof er, op dit ogenblik, een gigantische last van hem was afgegleên, niks minder... wel nog die stortregen, wel nog die vrieskou! wel nog, ook, al die praktische beslommeringen! maar: het ergste, zo vermoedden-'ie, het ergste was achter de rug...
    in het gras zag 'ie iets liggen - maar: wat dan wel juist? het was een portefeuille, zo zag 'ie. de portefeuille van servais verherstraeten... en meteen daaronder ook diens telephoon, een samsung smartphone -hetzelfde model als dat van jonathan vroeger. een goed voorteken? hy stak de telephoon in zyn vestje. hy pakte al het geld uit die dikke portefeuille tevoorschyn - een flink pak briefjes van 50 euro -, en smeet de rest van de portefeuille het water in.
    "ik ben geen denker-die-niks-doet," dacht jonathan. "ik ben geen tobber, ik ben geen slappeling. myn handen beven wel altyd - maar: dat houdt my juist wakker. by de DOVO, dààr was ik een sukkel... by myn vrouw, dààr was ik een prutser... maar hier, hier en nu, hier en nu lééf ik! hier en nu voél ik dat ik leef! en zéér spoedig," riep jonathan reeds uit, "zeer spoedig zal dit in gans dit koninkryk geweten zyn!!..."


34.
recht tegenover het dok, onder het gammele afdak van iets dat wel op een kleine, verlaten autobanden-winkel geleek, vond onze vriend, jonathan druyts, als eindelyk dekking; bescherming tegen de nimmer aflatende slagregen. nog een laatste keer, als een slappe, doorweekte marmot in mekaâr verdoken, zyn twee oren tussen zyn twee knieën, onderzocht 'ie nog dit volgende: hy bestudeerde zyn eigenste, toch niet per definitie onmogelyke voornemen, dat 'ie had gekoesterd, om zich eerst tot zyn moeder te wenden, voor haar oneindige kapitaal, en om zich daarna pas naar frankryk, naar buckie te begeven, die in pas-de-calais toefde. maar het idee om straks zomaar, na alles, gratis en doodleuk in die aloude breydelstraat weêr binnen te vallen, in dat dompige, naar zure melk riekende interieur, en met die korte, beige, stoffige gordynen ook, en met zyn broêr die daar weêr voor de televisie zou liggen - dit vervulde onze held met weêrzin. neen, by naêr inzien: hy kon daar niet meer terug naar binnen...
    dus: dan maar zonder dat vele geld van zyn moeder... "hoeveel heb ik nog zelf op m'n rekening staan, misschien juist genoeg om een halfjaar meê rond te komen..."
    die ze noemden "de aflapper", die rotzak, zou zyn loon ook willen, zoals hem was beloofd - maar: die lul zou er geen idee meer van hebben waar jonathan nog ergens uithing. dus dat was geen probleem.
    dan besefte buckie meer fataal:"verdomd - ik ken de nummer van buckie niet vanbuiten..."
    alsmaar meer onverbiddelyk kwam het jonathan voor, beste lezers en vele lezeressen, dat hy cindie, zyn prille, mooie, aantrekkelyke geliefde cindie mintjes, zou moeten opbellen - maar: ook hààr nummer kenden-'ie niet vanbuiten. zelfs al was dit wel, zoals hy hoed wist, een erg simpel nummer, iets met overdreven veel drieën en vieren erin - dat had 'ie wel 'ns uitgeroepen naar cindie, toen ze pas tezamen waren:"cindie, echt waar - als ik jouw nummer zie, dat lykt wel byna alsof vyven en zessen nog moeten worden uitgevonden!!..."
    hoe dan ook: zyn vingers waren ook alle tien té erg verpegeld, hy kon geen énkel nummer draaien...
    een tydlang bleef jonathan druyts op zyn hurken op de grond zitten, blazend in zyn handen, ruggelings leunend tegen de kapotte rolluik vlak achter hem. vrachtwagens en andere vehikels, alle met knalgeel glimmende koplampen gezegend, trokken aan zyn oogbollen voorby, langs de lage, zingende brug aan de vlakke horizon. vrieskoude noorderwind woei hem in het gelaat. hy moest maken dat hy weêr voortging - om, wist hy, ergens binnen te geraken, nog voor het weêr licht zou worden, ja... zyn eigenste pand, op het zuid helemaal?,- niet haalbaar! te ver!... hy was groggie, verzopen... hy moest, begreep 'ie, hy moest terug naar die kleine, smetteloze studio van cindie zien te geraken... zyn geblondeerde geliefde - zyn partner, die zy was, in de osystraat - "maar," dacht jonathan, "zoals ik er nu doorkom? durf ik zo, dwz op déze manier, dat arme kind wel onder ogen te komen?"
    hy had gewild dat dit alles achter de rug was. hy had gewild dat hy reeds by buckie kon zyn aangemonsterd... hoewel - in zyn verbeelding gebeurden-'t, lezers, dat buckie hem niet zou willen. "ik heb, zou buckie zeggen, "ik heb het gezien, ik heb het gezien - op de website van de v.r.t.; er zyn vannacht twéé bekende vlamingen vermoord, bart de pauw en servais verherstraeten - maar jy bent de persoon die dit heeft gedaan. jy, jonathan druyts - jy bent de schuldige!! jy hebt die twee mensen om het leven gebracht, niet figuurlyk, maar letterlyk!!"
    "dat klopt - maar: niemand weet het."
    "doet dat ertoe?" zei buckie nog meer, in jonathan zyn afgematte verbeelding. "het is myn ding," zou buckie spreken, "het is myn ding om zoveel mogelyk transmigranten overzee te helpen - dat wil zeggen: economische en politieke vluchtelingen. da's een goeie daad, ik geloof niet in landsgrenzen - maar: ik ga geen moordenaars voorthelpen. jy bent een moordenaar, jonathan druyts."
    "komààn nu toch! niemand weet het!"
    "en je moeder dan? en je broêr dan?"
    "maar - voor de rest! voor de rest is er niemand het weet!"
    dit alles speelde geen rol - zou buckie hem straks écht, geheel in waarheid, de deur wyzen, in plaats van hem enigszins voort te helpen, in dat geval kon onze held dan zeker nog ietwat huichelen; eerst doenden-alsof 'ie die roeiboot, uiteindelyk, zoals afgesproken, effectief naar nieuwpoort zou willen terugroeien - als een afleidingsmanoeuvre, als een lokaas desnoods. dat hadden ze nu eenmaal zo bedisseld, vanmidddag nog, in café papa jos. maar dan, eens die grotere boot van ze, uit het zicht zou zyn gevaren, dan zou onze held, die nergens voor terugschrok, zyn verkregen roeiboot simpelweg omkeren - om derwyze zyn vriend alsnog achterna te reizen, eigenhandig, in het geheim, geheel naar engeland, tot in folkestone voort-roeiende. de poolster zou hem begeleiden, die gold als zyn kompas. en het zou stormen - maar: ook dat was dan juist goed, voor zo'n zeereis! de wind zou maken dat het gesternte boven de golfslagen goed helder bleef, en hoge, drastische golven, sommige zo hoog als drie huizen - ook zulke, woest schuimende golven hoefden geen hindernis te betekenen, toch niet per definitie - met een beetje geluk, zouden die hem juist met méér vaart nog, de goeie kant uitstuwen.
    al zou het toch van belang zyn, begreep jonathan ten slotte, om van buckie een fatsoenlyk reddingsvest los te krygen. daarzonder was er toch écht geen beginnen aan...


35.
dus eerst begaf jonathan druyts zich naar de osystraat. "oké," zo bedacht 'ie slim. en hy verzon voort:"almaar goed, lezers, dat het, klaarblykelyk, zo erg blyft slagregenen! zo doorweekt als ik ben! daarjuist nog, was ik eenvoudigweg aan het rondzwemmen in de dokken - maar toch, zoals te merken valt, toch ziet er op dit ogenblik  helemaal niemand naar my om..." dwz: met deze stortvloed, die overal heerste, viel het niet eens op hoe erg hy doorweekt was. dat klopte. "alleen," dacht 'ie nog meer, "alleen van die strontgeur moet ik snel zien af te geraken!"
     hy belde vlug aan by de strak blauw gelakte voordeur van cindie mintjes - maar: daar kwam geen reactie. ook niet van dier hospita. en nog minder van dier onderbuur! dan beenden-'ie zich een weg tot helemaal aan café de kassa, op de ossenmarkt - maar: dat café was gesloten, nog steeds. iets verderop, café papa jos: bleek eveneens gesloten, gek genoeg. wat nu?
    hy rende vooruit - het was écht 'n soort van rennen, als voor een wedstryd; en wel net zo langdurig, totdat 'ie, langs kipdorp, hygend en afgepeigerd op de roosefelt terechtkwam. met zo'n rotweêr als vannacht, gebeurden-het wel 'ns dat je op deze plek, voor taxi's, achter het net kwam te vissen; maar deze nacht had jonathan geluk: onder de linden van het imposante opera-café stonden er, zo zag 'ie, zelfs twéé glimmende taxi's voor hem gereed.
    de eerste chauffeur wilden-'m niet meênemen. de tweede chauffeur ook niet. maar toen wendden-'ie zich opnief tot de eerste.
    "ik heb 5000 euro op zak. cash geld."
    "niet slecht..."
    "je vindt my afschuwelyk. dat begryp ik - maar - ik ben in het water gevallen, en zo... maar," zei jonathan vlug, "die 5000 euro cash, die zyn helemaal voor jou - als je my toch wil chaufferen."
    "5000 euro cash?"
    "ja..."
    "laat zien dan..."
    met veel moeite pakten-'ie de dikke stapel geldbriefjes van servais verherstraeten tevoorschyn. zyn handen rilden, alles aan hem druppelden-en droop... 
    "naar waar moet je dan?"
    "'t is niet eens zo'n serieuze rit..."
    hy legden-het die wakker geschrokken albanees verder uit - "ik moet naar frankryk, naar pas-de-calais... da's nog geen kleine drie uurs ryden. lukt dat? voor 5000 euro?"
    die chauffeur haalde duidelyk zyn neus voor hem op. maar tegelyk gebaarden-'ie, dat jonathan mocht instappen. hoewel, dan toch sprak 'ie nog eerst:"wacht!"; en stapte uit, en deed zyn koffer open - teken doende naar jonathan, dat 'ie zyn jas en zyn trui, maar ook zyn schoenen en zelfs zyn sokken eerst moest uitdoen, om die in de koffer op te bergen.
    vervolgens haalde die norse chauffeur, vanaf hier in het verhaal gewoon "de albanees" genoemd, vanaf de voorste zitbank een grote, witte, vierkante handdoek tevoorschyn, dewelken-'ie op de achterbank uitspreidde. "you sit down here!"
    jonathan druyts ging zitten, en geraakten-opnief, voor de zoveelste keer vandaag alleen al, één bepaalde passage indachtig, lezers, uit het oeuvre van zyn lievelingsschryver, de ongenaakbare franz kafka (1883-1944): de hoofdfiguur van deze roman, de landmeter genaamd joseph, die al een eeuwigheid, maar dus vergeefs, op zoek is naar de ingang tot een geheimzinnig kasteel, treft, op de binnenkoer van de vader van zyn geliefde, een grote, hoge koets aan, die daar staat; hy wordt ertoe uitgenodigd, zich binnenin die koets neêr te zetten - en daar wordt hy, voor het eerst sinds mensenheugenissen, een volstrekte gelukzaligheid gewaar; van de zachte, diepe kussens, en van de zachte, diep ingrypende warmte, die van die vele kussens uitgloeit; het wegzakken in die kussens; alsof de tyd zelf wegviel...
    "ik ben," begreep onze avonturen-held nog juist, alvorens nog dieper, als een lammerik in slaap te zinken, "ik ben onderweg naar de haven... ik kom - vanzelf nog by buckie... vandaag nog, straks al, wanneer het nog bezig is met licht worden - zal ik ontbyten in dover." en dan, zo begreep hy, dan zou hy cindie laten overkomen, ook dat! en dan zou onze held, beste lezers en lezeressen, dan zou onze held een nief leven aanvatten - zo simpel...
   "don't sleep," zei de albanees, onderwyl die de radio aandraaide. een uitheemse zangeres, door een dromerige harp begeleid, vulde de warme ruimte. intussen scheen jonathan toch, in weêrwil van het verbod, nog dieper helemaal weg te dryven naar dromenland...


36.
hy begon te dromen van verschillende personen door mekaâr, met wie 'ie dan telkens een korte, maar zeer heftige conversatie voerde; met zyn broêr vooral, maar ook met zyn leraar engels van vroeger, en ook met zyn ex-vrouw, ginette. vervolgens begon 'ie meer dwangmatig, en dus meer in het byzonder, van roos van acker te dromen - de geroemde vlaamse vedette, zoals we die, vanmiddag nog, in lyf en leên naar binnen hadden mogen zien komen in café papa jos. haar twee ogen buitengewoon groot - en het geleek, vond jonathan, het geleek alsof zy er nooit één keer meê knipperde. hy begreep meteen, met een lachje:"dit is maar een droom!"- maar toch, toch vermocht hy dit niet tegen te houden, de taferelen voltrokken zich. tezamen liepen jonathan en roos, op een ogenblik, door een grote, brede straat, wellicht op weg naar zyn appartement op het zuid; ze kwamen voorby een winkel, of toch een soort van gebouw waar allerlei dingen werden verkocht; op een tafel vlak voor het venster, werd een zeer eigenaardige soort van kreeften verkocht. "die wil ik," zei roos van acker. "waarom dan," zei jonathan. en sprak nog meer:"dat zyn toch echte griezels, die kreeften? daar kan je toch niks meê beginnen?" dan zag hy, tot zyn verschrikking, dat die reusachtige kreeftendieren, die het waren, nog in leven waren - maar: dat hun scharen, en ook alle hun poten, waren byeengebonden met bloederige yzerdraadjes. roos van acker tilde zo één van die beesten in de lucht. "laat dat toch liever," zei jonathan. "kyk," zei roos, het naargeestige, maar tegelyk vooral byzonder aandoenlyke beest weg en weêr wentelend. "daar zullen we straks kreeftensoep van maken!" "niet doen," zei jonathan druyts - want: plotseling, lezers, plotseling was jonathan druyts nu zélf in zo'n kreeft veranderd. hy wilde die zeer mooie vrouw die roos was, omhelzen; als waren-'ie ook, bovendien, en zomaar opeens, een kind geworden - maar: dat ging niet, zyn vingers waren de scharen van die byeengebonden zeekreeft. hy nam waar, met zyn ogen, hoe die sublieme klaproos, die zy was, belachelyk vrolyk begon te lachen, en hinniken - en onderwyl zag 'ie iedere minste, kleinste, zuiverste porie van haar blanke huid beginnen trillen en vibreren, van zuivere schoonheid en van levenskracht - hy wilde roepen, omdat hy boven 'n soepketel was komen te hangen - en dan schrok hy weêr wakker.
    "hey," stamelden-'ie langzaam. en sprak nog:"hoe laat is het..."
    "you sleep very much!"
    "hoe laat is het? waar zyn we?"
    de chauffeur legden-'m uit dat ze zonet, "ten minutes ago", de franse grens waren gepasseerd. het was pikdonker, maar toch kon je voélen dat dit klopte, dat ze inderdaad de grens over waren.
   onze held zakte weêr weg, dieper en dieper in het zachte deken, in de warme kussens, in de kraaknette armleuning van de zoemende taxi. hy slaagden-erin, de telephoon van servais verherstraeten boven te halen, zoals hy dit apparaatje daarstraks, meteen na die afschuwelyke verdrinkingsmoord, in zyn vestzak had weten te proppen. misschien, zo bedacht jonathan nu, misschien kon hy zich toch wél nog het nummer van cindie herinneren?
    hy drukte twee, drie cyfers in - niks gekort, ydele hoop. maar: alleszins zalig om te mogen bemerken, dit klopte, dat alle tien zyn vingers weêr ontdooid schenen.
    ten slotte, na enig dramatisch aarzelen, draaiden-'ie dan maar het telephoonnummer van zyn moeder. die had geen smartphone, zelfs geen gsm, maar wel, tegen de groen behangen wand van het gangetje, een ouderwetse huis-telephoon, met een antieke draaischyf zelfs. haar nummer was by jonathans leven nooit één keer gewyzigd.


37.
ondanks het zeer late uur in de stormachtige nacht, gaf zyn moeder ogenblikkelyk thuis. wat geen wonder was, begreep jonathan druyts; als je zonet te horen hebt gekregen, met een lotery dan nog, een paar miljoen euro's te hebben verdiend. als je zo'n nieuws hebt gehad, dan wil je zeker niet meteen naar bed en gaan slapen. dan geef je natuurlyk eerst nog een feestje - inderdaad kwam het hem dan ook voor, en wel ogenblikkelyk, dat 'ie by zyn moeder thuis, op de achtergrond, minstens twee of anders drie van haar vriendinnen kon bezig horen, van wie algemeen geweten was dat die een heel erg luide stem hadden.
    maar net zomin als onze held, wilden-ook diens moeder over dat pryzengeld helemaal niet praten. nog vooraleêr 'ie had kunnen opperen:"hey - met jonathan...", begon zyn moeder al naar hem te schreeuwen. ze had de beelden gezien - op de regionale televisiezender, a.t.v.: twee mensen waren zéér zwaar gewond naar het hôspitaal overgebracht, met name bart de pauw en guy mortier; en één bekende vlaming was dodelyk verdronken, meer bepaald servais verherstraeten, de politicus. "heb jy dat gedaan!" schreeuwde zyn moeder. "is dàt nu jouw bestemming, dan - is het dààrvoor dat ik jou heb opgevoed, jou van de papfles heb gegeven! jouw gat jarenlang heb afgeveegd!"
    "ma!" zei jonathan, zo kalm het hem gegeven was - tegelyk ook pogende, zyn taxichauffeur hier zo weinig mogelyk meê om de oren te slaan. "ma, we kunnen het daar nog over hebben - maar: niet nu! is andré daar - alstublieft, laat my héél eventjes met myn broêr spreken..."
    de jeremiaden van zyn moêr gingen nog een gehele tyd voort. toen jonathan haar eerlyk en duidelyk opbiechtte, serieus veel spyt te hebben van de gehele zaak, werd ze dan toch een beetje rustiger.
    op die manier kreeg jonathan dan eindelyk zyn broêr aan de lyn. ook nu weêr zo'n gezever, een gejammer zonder eind! "we hadden je nooit mogen laten gaan! we wisten het op voorhand - maar je kan niemand zomaar opsluiten! je renden-hier weg en ik wist het al: nu gaat 'ie ten onder! nu gaat 'ie kapot!"
    "ik ben niet kapot."
    "dat zég je!"
    "en ik heb er eigenlyk wel spyt van ook - maar: luister nu eerst eventjes hier..."
    "arme broêr! wat héb je nu toch aangevangen, wat heb je nu toch gedaan!"
    "ik moet het telephoonnummer hebben van buckie!"
    "waar denk je naartoe te zullen vluchten! naar engeland - je laat my lachen! voor hoelang dan wel? voor de rest van je leven? maar dan zal je daar voor altyd helemaal ondergedoken moeten blyven zitten, dag en nacht, zeven dagen op zeven - voor de rest van je leven!" 
    "kan je my dat nummer van buckie nu gauw bezorgen, - please!!.."
    overnieuw drong het tot jonathan door, hoe ànders dit gehele avontuur zou zyn verlopen, als hy maar niét zyn smartphone zou zyn verloren geraakt, eêrgisteren-avond... het was een oneindig rondbellen - maar dan wel, lezers, zonder ooit érgens te kunnen geraken, zonder ooit iémand te kunnen bereiken!
    "o no," zei de taxichauffeur. en zei nog meer:"that is no good."
    no good? waarover had 'ie het dan? wat was er dan aan de hand volgens die kerel?
    "i think that is police-control," zei de chauffeur - en vanzelf begon hy de wagen helemaal af te remmen, en best wel abrupt bovendien; ogenblikkelyk reden ze stapvoets. zwaailichten streken neêr over alle vensters, langs beide kanten. een politie-agent tikte op het vensterraampje. de chauffeur deed het raampje open - en zo rap hy kon, drukte jonathan zyn telephoon-toestel weêr uit...


38.
alles wees erop dat hy, volstrekt onverwacht, opnief heel eventjes aan het dromen moest zyn geweest. hy trok zyn twee ogenleên veel verder open - en in waarheid, zo merkte-'ie, meldden zich hier helemaal géén agenten aan, en was zyn chauffeur ook geheel niét langzamer beginnen te ryden. integendeel zelfs; naar jonathan goed wist, mocht je op dit gedeelte van de franse autostrade, tenzy je met een camion reed, 130 km/h ryden; en ja: afgaand op de vlotheid waarmeê zy nu door het donker sjeesden, was d'r geen enkele reên om aan te nemen, dat zyn chauffeur van die regel geen gebruik aan het maken was.
    maar wél waren ze zwaailichten aan het passeren geweest, waarschynlyk vanwegen-'n verkeersongeval?
    "hoelang nog?" vroeg jonathan. er kwam geen antwoord, dus vanzelf hernam 'ie:"hoelang nog?"
    "ten minutes," sprak de chauffeur.
    half opgewonden, half dodelyk uitgeput, op die manier liet onze held, die 'ie was, zich voor nog 'n laatste wyle achterover zinken op de stapel kussens op de autobank. pas nu was hem de kans gegund, die voorbye, welbepaald zéér curieuze bemerking van zyn moeder te beschouwen: het gegeven dat jonathan, volgens haar zeggen, wél servais verherstraeten, maar niét bart de pauw, en minder nog guy mortier vannacht om het leven zou hebben gebracht. een noodlottige tyding! bart de pauw niét dood. guy mortier niét dood. en servais verherstraeten: wél dood. maar: ze had dit, zei ze, van a.t.v.; en a.t.v. was een betrouwbare zender. "toen ik die onschuldige kerel, die kempisch geboren cd&v'er, het kanaal in trapte - dat was gebeurd als een offer," dacht jonathan ontzet. "vanuit het idee, dat er een boetedoening moest worden opgeleverd - juist vanwege myn overtuiging, dat ik in iéder geval bart de pauw om het leven had gebracht. maar: als die bart de pauw nog leeft, als die nu in waarheid alleen maar met een gebroken sleutelbeen in een hôspitaal toeft - dan is myn échte moord, die op servais verherstraeten, nog erger dan ik had bedoeld, nog méér nutteloos; als een boete - voor iets dat ik niet eens heb gedààn!"
    ja: op dié manier trokken deze erge, jammerlyke gedachten hem door het schedeldak - al diende gezegd: iéts aan die redenering klopte d'r niet. maar: hy was te vermoeid om dit verder uit te pluizen - laat zitten; het waren nu eenmaal, begreep 'ie, gedane zaken. en gedane zaken, zei altoos zyn grootvader langs vaders kant, die namen geen keer. het was allemaal zoals het was, bedoelden-'ie daarmeê. eind goed, al goed.
    "we are here," zei de chauffeur.
    jonathan druyts keek door het venster. in zoverren-'t zich liet onderscheiden, was hier niks; alleen maar een lange, smalle landweg met hoog gras, die voerde langs kale, landelyke boerenvelden. het was gestopt met regenen, en dat was fyn; maar voor de rest viel hier totaal niks te beleven.
    "niet goed," zei jonathan.
    "this is pas-de-calais!" zei de chauffeur.
    "ryd dan maar verder."
    "you say?"
    "ryd dan maar verder, naar calais zelf. pas-de-calais, daar hebben we niks aan."
    "you say what, sir?"
    "ryd dan maar verder naar de zee! naar de haven! naar de boten en zo!..."
    "you ask here," zei de chauffeur kwaad.
    "is no good," zei jonathan in een soortgelyk engels. "you go to the sea!"
    "to the sea?"
    "you drive me to the sea!"
    de man keek hem ontzettend kwaad aan, langs zyn gebarsten spiegeltje, en sprak:"you pay more money then!"
    en zo reden ze weêr verder. een uurlang, ja zelfs. wat 'ie uit zichzelf nooit had kunnen bedenken: dat pas-de-calais enerzyds, maar calais zelf anderzyds, zodanig ver uit mekaâr zouden hebben gelegen. maar: toen kwamen ze toch, op de lange duur, op een brug terecht, van waaruit je, plotsklaps, onder een kraakheldere sterrenhemel, achter yzeren barelen, een groots, prachtig uitzicht cadeau kreeg op de weidse, oliezwart kabbelende, wellicht heilig gezegende noordzee; zonder zeemeeuwen, want het was nacht, maar toch met de wapperende vlaggen van grote, traag vooruitschuivende vrachtschepen her en der.

39.
met veel tegenzin gaf jonathan druyts die chauffeur een gigantisch pak opgerolde briefjes van 50 euro. of het bedrag helemaal klopte, vermocht 'ie niet eens na te kyken; hy was doodop, en hy wilden-er vanaf; al betreurden-'ie het verlies van dit geld; toen ze hun reis, daarstraks, nog moesten aanvangen, nog in antwerpengrad, toen hadden deze kapitalen hem weinig kunnen schelen; zolàng hy toch maar zou hebben kunnen vertrekken, dat was het enige dat telde; maar nu hy was aangekomen, had hy die centen toch liever by zich gehouden.
    de chauffeur zei ook niet bedankt of tot ziens. hy drukte slechts op een knop, waardoor zyn laadbak openging, zodat onze held zyn schoenen en andere kleêren, aanstonds weêr kon gaan aandoen.
    in een straat die heette "boulevard des alliés", trof jonathan druyts een bancontact; daar kon hy z'n saldo checken. er stond op dit moment stond nog steeds meer dan 7000 euro op zyn rekening.
    iets verderop ontwaarden-'ie een soort van cafetaria voor zeelui. een kale, door TL-buizen verlichte staminee, met een schrale tegelvloer en geen enkele decoratie aan de wanden. maar: de tent, zag hy, was open. en dat was wat telde. een paar mensen zaten er by een koffie, en juist toen jonathan de straat reeds overstak, zag hy er nog ander volk naar binnen stappen.
    hy voelde zyn smartphone trillen - dwz: de smartphone van servais verherstraeten. dit ding zou 'ie maar beter weggooien - konden die apparaten niet worden getraceerd, en ging onze held op deze manier dan niet, met wat pech, alsnog worden ontdekt en by de kraag gevat? maar, zo zag hy, het was een berichtje van zyn broêr andré - en wel, tot ieders vreugde, om aan jonathan mede te delen, wat het telephoonnummer helemaal was van buckie, de zeeschipper.
     "vous ne pouvez pas entrer ici," zo sprak, meteen van zodra hy één stap in die cafetaria naar binnen had gezet, één van de twee barmeiden, die hier aan de slag waren met tafels en stoelen.
    maar dan legden'-ie een klein stapeltje van briefjes van 50 euro op tafel, opnief zo half-opgerold. "het is maar voor even," mompelden-'ie - en hy zette zich op een stoel voor het raam.
    hy bestelde zelfs een kom soep.
    toen hy net binnen was, deed iedereen hierbinnen er zeer plotseling het zwygen toe; alsof ze aan het vergaêren waren over iets, waar jonathan geen weet van mocht hebben - doch inmiddels waren allen weêr ontdooid, als waren-er totaal niks aan de hand.
    hy draaide het nummer van buckie.
    "hallo?"
    "jonathan druyts hier. ik ben in calais. op de boulevard des alliés. ik ben klaar om te vertrekken."
    "da's niet slecht..."
    "niet slecht, hé? ik sta hier paraat."
    "da's uitstekend. ik zal je daar persoonlyk komen ophalen. we vertrekken binnen een kwartiertje. de boot is al geladen. ik zat," zei buckie, "ik zat hier echt met myn armen over mekaâr te wachten op jou."
    "maar," zei jonathan, "ik heb ondertussen wél een bekende vlaming vermoord."
    "speelt geen rol," zei buckie lachend. "dat is jouw privéleven, daar heeft verder niemand iets meê te maken, toch?"
    en hy legde weêr in.
    de barmeid die onze held eerst nog het meest boosaardig had geleken, scheen inmiddels juist met nadruk naar hem te willen glimlachen. ze kwam naar hem toe en sprak, in het vlaams:"maar zeg, hey - ben jy niet toevallig jonathan druyts?"


40.
terwyl ze nog meer dichterby kwam, herkende jonathan deze barmeid wel degelyk - zeker niet metéén, lezers, maar wel juist byzonder geleidelyk aan, als een dieptezicht dat zich slechts in trage, opeenvolgende stappen aan hem openbaarde. hy herkende die brede, paarse mond van haar, en haar getaande, maar toch aantrekkelyke gelaat, met daarin die brede, hoge wenkbrauwen en dat beweeglyke, juweelachtig blauwe paar ogen - larissa dekeyser; die ooit, gigantisch lang geleên, karweien deed op het secretariaat van de DOVO, met name toen jonathan daar nog maar pas was aangeworven.
    eerst, kortstondig, kwam dit treffen hem voor als iets volstrekt ongerymds, en nog meer als iets kwalyks, iets waardoor zyn plannen, alsnog, in de war zouden kunnen worden gestuurd. meteen daarna echter, begreep 'ie vanzelf:"waarom zou dit raar moéten zyn? eigenlyk? we zyn in calais, niet in kinshasa." waarmeê jonathan bedoelde, dat dit gezelschap zich hierzo, alles by mekaâr, nog redelyk dichtby huis bevond. trouwens: alle meest ongerymde dingen waren mogelyk, zolang onze verbazing daarover maar heftig genoeg was.
    en ook snapte jonathan druyts dit volgende:"ons treffen hier en nu, zal wel minder een hinderpaal betekenen dan wel juist een zegening." want: àls hier, tegen zyn voorgevoelens in, toch wél nog rechercheurs en/of politie-agenten en/of douaniers zouden komen binnenvallen, in dat geval zou jonathan van die mensen meer aandacht tot zich zuigen door hier in zyn ééntje te zitten, angstig turend door de glasgordynen, dan wanneer 'ie hier een soepje en/of een koffie zat te nuttigen: in gesprek met zo'n volks aandoende blondine die hier woonde, en die hier by de buren bekend stond als een jonge, onschuldige moeder van twee kinderen.
    larissa, zoals zy dus heette, zette zich by hem neêr, klaarblykelyk zonder zich eerst te beginnen af te vragen of jonathan hiermeê wel zou zyn opgezet. alles aan haar was spontaan en zelfs guitig. honderduit begon zy te babbelen en te twetteren - over haar leven, over het waarom van haar verhuizing naar frankryk - en meer nog over de reden waarom zy, destyds, vond ze, wel moést maken dat ze wegkwam uit belgië - "en wel zeker," zei ze, "moést ik by de DOVO weg!" pas na twintig minuten doorbabbelen, wel soms met een onderbreking, om voor deze ofte gene der klanten, een croque monsieur te gaan halen, en dan weêr een pot haring, vroeg ze:"en jy? hoe is het met jou, eigenlyk? wat doe jy hier dan wel helemaal?"
    "ik ga vissen met een neef van me," zei jonathan druyts. zyn blik viel weêr door het moeilyk doorzichtige vensterraam; effectief zag 'ie daar, als 'ie het goed had, een jeep komen aanryden. hy ging rechtstaan, om het beter te kunnen bekyken - jawel: het was buckie. die was al bezig met parkeren. maar niet op een parkeerplek - hy ging, zoals dat heette, "dubbel staan", allicht zonder zyn motor te willen stilzetten.
    "larissa," sprak jonathan, zonder te gaan zitten. "om eerlyk te zyn, ben ik eigenlyk altyd, eêrtyds, verliefd geweest op jou... heimelyk..."
    "haha!" zei larissa. "dat was niet eens zo heimelyk!"
    "niet?" zei jonathan verrast.
    "maar," zei ze, "een béétje was dat zeker weêrzyds..."
    "dus," dacht jonathan, als het ware stotterend. "dus: larissa was ook - verliefd - op... op my??" inderdaad een aardig compliment, behaaglyk en onverwacht en erotisch. al kon deze fantasie, voorts, op dit ogenblik, weinig van hem vergen - niet op dit verdomde midden van, wat het was, dit "kruispunt in zyn biographie."
    "vanavond," loog jonathan slim, "kom ik terug. een goeie vriend komt my nu oppikken - om te gaan vissen. maar straks kom ik terug..."
    larissa glimlachte - en bleef zitten. met haar twee ogen volgend, hoe jonathan er 'n aanvang meê nam, uit dit tafereel weg te benen. hy draaide zich om - om haar nog eventjes, wat stuntelig, gedag te wuiven. "maar," begreep hy, "gelyktydig zeg ik hiermeê gedag tegen àlles. tegen àlles, dat nu àchter my ligt."
    vyf minuutjes later zat jonathan druyts reeds bezyden z'n goeie vriend buckie, in diens brede, naar nieuwheid geurende jeep. gezwind bewogen zy zich vooruit richting de boot die hen verwachtte, onder een zuivere sterrenhemel, met daarin een joekel van een volle, kolkende maan. reeds kregen zy een uitzicht,- o geliefde, getrouwe lezers,- ach, beste vitalskianen -, op de diepe, donkerblauw met zwarte, prachtig glinsterende golven die het waren, van de onzegbare noordzee. "jawel," zei buckie plechtig. "dover is hier nog geen 35 kilometers vandaan. maar goed - jy roeit terug naar nieuwpoort."
    "ik ben er klaar voor," zei jonathan druyts met een lachje. hy stak een cigaret op, inhaleerde zeer diep, en liet zyn hoofd eventjes achterover zinken.


EINDE

Reacties